De bekende journalist Jan Eikelboom heeft een nieuw boek geschreven: Achter het front: Mijn leven als oorlogsverslaggever. De proloog is hier te downloaden. Het is een spannend jongensboek geworden over avonturen die je als gewone burger nooit meemaakt, een boek om een lange avond van te smullen op de bank.
Het gaat ook over de dood: Eikelboom vertrekt naar Syrië wanneer de drieënveertigjarige Franse cameraman Gilles Jacquier daar net door een mortiergranaat is gedood. Halverwege het boek is er een stuk in andere letter naar aanleiding van het Reporters Memorial waar de namen van 2069 journalisten staan die sinds 1944 zijn omgebracht.
Aan het eind van het boek heb je weer die andere letter. Dan gaat het over de waarheid. Tegenover de zelfgekozen subjectiviteit van De Correspondent hanteert Eikelboom het door hemzelf als “ouderwets” bestempelde principe “dat hoor- en wederhoor en de scheiding van feiten en meningen de hoogste journalistieke principes zijn.” Volledige objectiviteit bestaat voor hem niet, “maar journalisten moeten er wel naar streven.” Volgens hem is het “niet relevant wat journalisten ergens van vinden.” Sprekend voor zichzelf: “Ik heb het al moeilijk genoeg met de feiten, laat staan dat ik de waarheid in pacht heb.”
Wie Eikelboom op Twitter volgt, weet overigens dat hij over sommige zaken wel degelijk een mening heeft en daar met enige regelmaat ook op terugkomt, bijvoorbeeld dat het afzetten van Morsi op 3 juli 2013 een coup was, terwijl onder andere veel Egyptenaren dit ten stelligste ontkennen. Of is dit een kwestie van feiten, of van de waarheid? In het boek wordt het woord “coup” achterwege gelaten. De massale demonstraties tegen Morsi van 30 juni 2013 worden genoemd en daarna volgt slechts: “Drie dagen daarna wordt hij door het leger afgezet.” Wel eindigt met die zin het subhoofdstuk “Arabische herfst” en begint het subhoofdstuk “Arabische winter” (aanvulling: en in dat subhoofdstuk wordt terugblikkend wel twee keer over gebeurtenissen sinds de “staatsgreep” van het leger gesproken; indien de term als zodanig neutraal is bedoeld terwijl ze voor velen een negatieve connotatie heeft, dan is het wellicht goed eraan toe te voegen dat el-Sisi het afzetten van Morsi bekendmaakte in nadrukkelijke aanwezigheid van burgerlijke en religieuze leiders en dat de generaal sindsdien voor velen een volksheld is–ook al heeft hij uiteraard ook vijanden gemaakt en zijn er, misschien wel in toenemende mate, critici vanaf de zijlijn).
Opvallend is trouwens dat in het lange hoofdstuk “Arabische seizoenen” het na de lente meteen herfst wordt en dat een tussenkop “Arabische zomer” geheel ontbreekt, waarschijnlijk niet per ongeluk en zelfs begrijpelijk: Eikelboom kiest volgens eigen zeggen partij voor de slachtoffers, “van welke partij dan ook.” Slachtoffers zijn er de afgelopen drie jaar steeds geweest, zeker ook hier in Egypte sinds Morsi aan de kant is gezet. Tegelijk kun je je afvragen of er in deze benadering voldoende ruimte is voor “blij zijn met de blijden,” bijvoorbeeld voor de enorme opluchting van velen dat het land van Morsi af is.
Nu is de Hollandse gevoelswaarde van seizoenen niet zomaar over te zetten in de Egyptische context. Volgens één van mijn Egyptische studenten staat “lente” wel voor hoop en een nieuw begin en “herfst” wel voor verval, maar “winter” is niet erger dan “herfst” doch staat gevoelsmatig tussen herfst en lente in. Zo bezien kan hij zich wel vinden in de gedachte dat begin juli 2013 de winter is aangebroken: het is een tussenseizoen dat ofwel een lente, een betere periode, in kan luiden ofwel een herfst, een slechtere periode. De toekomst zal het leren. “Zomer” heeft voor deze student niet echt een gevoelswaarde, maar hij kan zich wel vinden in de reactie van een andere student die een half jaar geleden, toen ik voorzichtig het gebruik van de term “Arabische zomer” opperde, reageerde: “Waarom zomer? Dat klinkt zo verhit.” Een week later was het woensdag 14 augustus 2013 en werd alles inderdaad zeer verhit: bij het uiteendrijven van demonstratiekampen in Caïro vielen vele honderden doden en in de provincie Minya gingen tientallen kerken, winkels van christenen, etc. in vlammen op.
Jan Eikelboom landde 15 augustus om hiervan verslag te doen en zat zaterdag 17 augustus (samen met Ruth Vandewalle en Han Pannevis) waarschijnlijk als eerste westerse journalist in een auto naar Minya (dat hij 300 km ten zuiden van Caïro lokeert, terwijl ik het op 250 km houd). Tijdens die autorit had ik hier vanuit Caïro contact met Eikelboom, maar pas nu ik het boek lees, dringt het tot me door hoe dicht hij toen bij de dood was. Nee, niet omdat hij vlak “achter het front” was—in letterlijke zin is hier in Egypte geen front en geen oorlog en is er geen oorlogsjournalistiek te doen zoals in Syrië—, maar omdat hij te maken had met het grootste gevaar voor journalisten: niet beschietingen, aanslagen of ontvoeringen, maar het verkeer: eerloos zou hij zijn gestorven zonder vermelding op de Reporters Memorial als de auto niet toch net één meter naast de kerende vrachtwagen op de snelweg tot stilstand was gekomen.
Niettemin kijkt hij op het bezoek aan Minya zelf positief terug: “Mijn mooiste verhalen heb ik gemaakt toen ik afweek van de gebaande paden. Toen we naar El Minya gingen in plaats van naar Caïro, en dat we daar als eersten verslag deden van de kerkbranden.” Wie de Nieuwsuuruitzending over die kerkbranden heeft gezien, kan zich wel iets bij deze opmerkingen voorstellen. Wat betreft de vraag wie de aanstichters van die branden zijn, blijft Eikelboom erg voorzichtig: enerzijds vermeldt hij de mening van de christenen dat het om moslimextremisten uit de hoek van de moslimbroederschap gaat en anderzijds de mening van anderen dat de corrupte elementen van het regime erachter zitten en uiteindelijk oppert hij: “Wie heeft er schuld aan de kerkbranden in Minya? De moslimbroeders of de regering? Of een combinatie van beiden? Misschien zijn de aanvallen wel uitgevoerd door extremisten, maar greep de overheid doelbewust niet in, om zo de Moslimbroederschap in diskrediet te brengen.”
En is dat misschien toch al teveel gezegd voor een journalist die zich alleen kan baseren op beschuldigingen en verdenkingen die mensen die eerste dagen na de branden uitten? De weken erna is in een aantal plaatsen in de provincie Minya wel wat meer duidelijkheid gekomen over wie de brandstichters waren: soms de plaats waarvan de actie werd gecoördineerd, soms concrete namen. Omwille van de journalistieke waarheidsvinding of althans feitenvinding zou je misschien hopen dat zulke informatie naar buiten wordt gebracht, maar mensen hier denken allereerst aan het risico van repercursies. En uiteraard heb je met namen van opgehitste jongelui nog niet het bewijs in handen wie het brein is achter een aanslag.
Maar al met al heeft Eikelboom dus zeker een lezenswaardig boek geschreven. Opvallend is dat de auteur als journalist geen personality wil worden met bijbehorende opvattingen doch liever bescheiden buitenstaander is, maar in het boek wel zijn eigen leven als oorlogsverslaggever wil vertellen. Daarmee is het genre van het boek niet helemaal grijpbaar: het is meer dan een avonturenverhaal, het is te persoonlijk voor een algemeen overzicht van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten van de afgelopen drie jaar, terwijl het voor een autobiografie waarschijnlijk weer niet persoonlijk genoeg is; het gaat over de vraag hoe een journalist te werk moet gaan, maar het is als geheel niet een verhandeling over de journalistiek—soms lijkt het een apologie voor de eigen werkwijze, gelukkig zonder dat het boek als geheel al te verdedigend is geschreven; het gaat over de dood en zelfs even over de vraag of er een paradijs wacht, maar een diepgaande meditatie over de dood is het toch ook weer niet. Wie evenwel al deze thema’s wel waardevol vindt maar er niet in wil blijven steken en van vaart in het verhaal houdt en gewoon de reis mee wil maken naar landen en gebieden waar je als toerist nauwelijks meer komt (Syrië, Libië, Iran, Gaza) of waar je je vakantie veelal voorzichtigheidshalve beperkt tot badplaatsen en oudheden (Egypte), heeft hier het juiste boek in handen.
N.a.v. Jan Eikelboom, Achter het front: Mijn leven als oorlogsverslaggever, Amsterdam: Balans, 2014, 254 pag., € 17,95.