In de uitzending van Nieuwsuur afgelopen maandagavond klonk in de kerkdienst in de uitgebrande kerk in Minya een in Nederland niet onbekende melodie. Diverse mensen vroegen zich af: om welk lied gaat het precies? En sommigen gaven al het antwoord: het is de melodie van gezang 474 in het Liedboek voor de Kerken van 1973 en gezang 121 in de hervormde bundel van 1938: “God roept ons, broeders, tot de daad.” Of het gezang ook in het nieuwe liedboek van 2013 is opgenomen, weet ik niet, want dat heb ik hier in Egypte nog niet in kunnen zien. Hoe dan ook, enkel predikanten hebben het plan opgevat om uit solidariteit met de christenen in Egypte dit gezang komende zondag in de kerkdiensten waarin zij voorgaan te laten zingen. Een paar opmerkingen hierbij:
God roept ons, broeders, tot de daad
De tekst van “God roept ons, broeders, tot de daad” luidt als volgt:
1. God roept ons, broeders, tot de daad;
zijn werk wacht, treedt dan aan
en weest gereed om elke weg,
die Hij u wijst, te gaan.
Wij weten dat, wat komen mag,
toch hij slechts wint die waagt,
en wie zich zelve geven wil
door ’t donker vlammen draagt.2. God roept, en in Hem is de kracht,
die onze zwakheid staalt.
Dit is de vreugd, dat Hij het doel
en onze vaart bepaalt.
Dat Hij ons over grenzen heen
laat zien het groot gezicht
van aller mensen broederschap
in ’t ene, godlijk licht.3. God roept, en wat de mensen scheidt
dat zij geen scheiding meer;
zijn liefde houde ons allen saam
en samen met de Heer.
Want wat er in de wereld woed’,
toch is het God die wint
en in een elk die Hem behoort
het nieuwe rijk begint.
Bij mij roept dit lied in de huidige situatie in Egypte verschillende beelden op. In de eerste plaats zie ik de foto’s van de vuurzeeën in de kerken voor me en dan zegt dit lied dat God niettemin “door ‘t donker vlammen draagt.” En als we zingen “God roept, en in Hem is de kracht, die onze zwakheid staalt,” dan zie ik ds. Sameh Ibrahim voor me, een mens ‘van gelijke beweging als wij,’ die nu het er op aankomt een kort maar krachtig getuigenis geeft, dat zo niet in Egypte dan toch in Nederland indruk heeft gemaakt en mensen heeft geraakt. “God roept, en wat de mensen scheidt dat zij geen scheiding meer”: dan denk ik aan de woorden van ds. Sameh over het vreedzaam samenleven van moslims en christenen (waarmee hij, voor zover ik hem ken, niet bedoelt de inhoudelijke verschillen weg te relativeren, maar denkt aan het buren en naasten voor elkaar zijn in het leven van alledag – over de vraag hoe hij over de verhouding tussen praktisch samenleven nu en eschatologisch ideaal denkt, ga ik hem als zijn oud-scriptiebegeleider misschien nog eens aan de tand voelen: zijn masterscriptie ging over de rol van Abraham bij Philo van Alexandrië en in het Evangelie van Mattheüs, bijvoorbeeld Mattheüs 8:11: “Maar Ik zeg u dat er velen zullen komen van oost en west en zij zullen aan tafel gaan met Abraham, Izak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen”). “God roept ons, broeders, tot de daad”—dat roept ons op om in Nederland (en België, waar dezelfde uitzending over Minya afgelopen dinsdag te zien was) om bij dit alles niet lijdzaam toe te zien.
Het lied roept echter ook andere beelden op: ik zie de ‘jongens’ van leger en politie in Egypte voor me: zij zijn tot de daad geroepen en aangetreden om, met gevaar voor eigen leven vanwege gewapende demonstranten, de restanten van een regime op te ruimen dat een groot deel van het volk van zich vervreemdde en een daad te stellen om het islamisme, de politieke islam, dat alle macht naar zich toe begon te zuigen, een halt toe te roepen, om zo ruimte te scheppen voor een samenleving waarin mensen met uiteenlopende overtuigingen op voet van gelijkheid kunnen leven.
Maar ik zie ook juist de demonstranten van de Moslimbroederschap voor me: zij vonden de kracht om vast te houden aan hun ideaal, hun verkozen president, hun nee tegen het vroegere regime, hun nee tegen een misplaatste rol van het leger. “En weest gereed om elke weg, die Hij u wijst, te gaan. Wij weten dat, wat komen mag, toch hij slechts wint die waag.” Dat zouden hun woorden kunnen zijn. “God roept ons, broeders, tot de daad,” is een lied van een kleine eeuw geleden (de precieze ontstaansdatum is mij niet bekend) en doet mij denken aan de jaren na de Eerste Wereldoorlog toen het verlangen opleefde om de scheidslijnen tussen volken te overwinnen en de volkenbond onstond. Het ideaal van broederschap klinkt nu misschien wat romantisch (en roept tegelijk de vraag op waar de zusters zijn), maar het pastte goed in die tijd. In die tijd tussen Eerste en Tweede Wereldoorlog is in Egypte ook de Moslimbroederschap ontstaan en één van haar kenmerken is dat ze over landsgrenzen heenkijkt: het onderling gekonkel en gekrakeel tussen de Arabische stammen en landen moet worden overwonnen om zo tot één groot islamitisch ‘rijk’ te komen waarin de vrede van de islam heerst.
Juist deze verschillende, deels botsende beelden, maken het gezang voor mij een bijzonder spannend lied (en het is ook goed dat we deze spanning durven voelen), waarbij ik nog zoekende ben hoe ik de verhouding tussen utopisme van zijn tijd en christelijke hoop erin moet waarderen. Maar goed, de dichter, ds. Jan Jacob Thomson (1882–1961) zei dat zijn naam vergeten mocht worden “zoo maar één lied tot diepe vreugd zal blijven voor ’n enkel mensch: niet omdat ik ‘t mocht schrijven, maar wijl hij vindt: hoe wonderbaar was zij” (geciteerd in Een compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de Kerken). Het is mooi op Facebook te lezen dat mensen dit lied juist nu in deze droeve situatie zo aanspreekt dat ze het (weer) willen zingen.
Psalm 87
Nu moge duidelijk zijn dat de tekst van “God roept ons, broeders, tot de daad” in Egypte niet bekend is. Het is echt een Nederlands lied dat voor zover ik weet niet in andere talen is vertaald. De melodie is echter een Duitse melodie uit de achttiende eeuw die ook in het Engelse taalgebied bekend is geworden (en wordt aangeduid als “Ellacombe”) en vandaaruit ook Egypte heeft bereikt. Er zijn maar liefst vier Arabische gezangen gebaseerd op deze melodie: een lied bij psalm 77, een lied bij psalm 87, een lied dat als titel draagt “Niets kan ons scheiden van de liefde van Christus” (cf. Romeinen 8) en een lied dat als titel draagt “De liefde tot Christus.”
Tijdens de dienst in de uitgebrande kerk in Minya afgelopen zondag werd het lied bij Psalm 87 gezongen. Het is geen psalmberijming zoals we die in Nederland gewend zijn, maar een wat vrijere en meer uitgesproken christelijke bewerking van de psalm. De eerste regels (die ook te horen waren in Nieuwsuur) luiden: “De kerk van de machtige Verlosser—haar fundament is heerlijk, heilig en vast; haar Bouwmeester is de verhevene.”
Wie wat minder met “God roept ons broeders tot de daad” uit de voeten kan, maar toch zondag in verbondenheid iets wil zingen wat vergelijkbaar is met wat men in Minya afgelopen zondag zong, zou daarom Psalm 87 kunnen kiezen of gezang 303 uit het Liedboek voor de Kerken “De ware kerk des Heren, in Hem alleen gegrond” (wat ik zelf vroeger op school leerde uit de bundel van 1938 als “Eén Naam is onze hope, één grond heeft Christus’ kerk”).
Heer, hoor ons, zie ons in gevaar
Tot slot, wie een andere tekst zoekt dan “God roept ons, broeders, tot de daad,” maar toch graag een lied zingt op de melodie die zondag in Minya en maandag in Nieuwsuur klonk, geef ik bij gebrek aan beter de volgende tekst ter overweging. Het is een gebed bij Psalm 44 en Romeinen 8 dat ik oorspronkelijk schreef bij de melodie van gezang 294 maar nu wat heb aangepast zodat het zingbaar is op melodie van gezang 474:
1. Heer, hoor ons, zie ons in gevaar,
het wordt ons steeds verteld:
moord hier en vuur en aanslag daar,
en overal geweld.
Men jaagt ons op tot in de dood,
als schapen voor de slacht.
Zwijgt u, o Heer, in onze nood,
slaapt u in onze nacht?2. Ontwaak, sta op en help ons, Heer,
uw naam staat op het spel,
denk aan uw vriendschap, trouw en eer,
sta op en red ons snel.
Heer, hoor toch, naast U op de troon,
daar klinkt een stem die pleit,
het is Uw eigen, lieve Zoon,
Hij weet wat uw volk lijdt.3. Uw stem spreekt tot ons in ons hart,
van liefde die niet wijkt
voor vuur of vrees, of macht of smart,
die door de dood heen blijkt.
Uw liefde houdt om ons de wacht,
de boze wint het niet.
Wij zingen in de donkre nacht
een overwinningslied.