
Gisteren stonden we stil bij het magisch gebruik van Psalm 58 in de joodse traditie. Vandaag kijken we naar de christelijke traditie.
Op internet circuleert in het Grieks, Arabisch en Engels een lijstje voor het “pastoraal” gebruik van de psalmen dat is samengesteld door de heilige Arsenios van Cappadocië (1840–1924). (Ik verwees er eerder al eens naar.) Bij Psalm 1 zegt hij bijvoorbeeld: “[Bid deze psalm] wanneer een boom of wijnstok is geplant, opdat hij vrucht zal voortbrengen.” Deze aanwijzing is ongetwijfeld gebaseerd op vers 3 van de psalm: “Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd” (HSV).
Bij Psalm 23 (volgens de telling van de Septuaginta, de oude Griekse vertaling; dit is Psalm 24 in het Hebreeuws en in Nederlandse Bijbels) zegt hij dat je deze kunt lezen “om een deur te openen wanneer de sleutel kwijt is.” Dit zal gebaseerd zijn op vers 7: “Hef uw hoofden op, o poorten, en verhef u, eeuwige deuren” (HSV), of anders op het vergelijkbare vers 9.
Niet bij alle psalmen is de link tussen de pastorale gebruiksaanwijzing en de inhoud van de psalm meteen zo duidelijk. Zo is het advies bij Psalm 52 (53) (“De dwaas zegt in zijn hart …”) deze te gebruiken “opdat God de netten zegent en ze worden gevuld met vis.” Misschien zie ik iets over het hoofd, maar ik zie hier geen direct relatie met de inhoud van de psalm.
Bij Psalm 57 (58) is zo’n relatie er weer wel. De psalm zelf wenst dat de goddelozen worden gestopt en vergaan en spreekt aan het slot van “vrucht voor de rechtvaardige” en het bijpassende advies luidt de psalm te bidden “opdat de dingen gunstig gaan voor hen die werken met goede intentie en God elke kwade daad van demonen en slechte mensen verhindert.” Opvallend is dat Psalm 58 volgens deze aanwijzing, net als (waarschijnlijk) in Sefer Shimmush Tehillim, tegen demonen kan worden gebruikt, terwijl die in de psalm zelf niet, of in elk geval niet expliciet, worden genoemd.
Gaat het bij deze aanwijzingen voor het gebruik van de psalmen om magie? Uiteraard is dit enigszins een kwestie van definitie, maar ik ben geneigd te zeggen van wel: het gaat hier niet om ‘gewoon’ bidden waarbij je de onzekerheden van het leven in Gods hand legt, maar waarbij je er zelf grip op probeert te krijgen door de psalmen te gebruiken als (toegang tot) speciale krachten om de ongewisse toekomst te beïnvloeden.
Er zijn echter ook vormen van psalmenmagie die veel verder gaan. Zo staat er in de marge van een veertiende-eeuws Syrisch handschrift van de Psalmen (14tL197) bij Psalm 109 de volgende opmerking in het Arabisch: “Neem mosterdzaad en doe het in een nieuwe pot van aardenwerk en vul hem met water, spreek hierover gedurende drie dagen deze psalm uit en schenk hem daarna leeg voor de deur van een vijand, die dan, zo God het toestaat, zal sterven.”
In Egypte bestaan er handboeken voor het magisch gebruik van alle psalmen, die in elk geval tot in de twintigste eeuw daadwerkelijk zijn gebruikt. In 1975 hebben Nessim Henry Henein en Thierry Bianquis een handschrift van zo’n christelijk Arabisch handboek uitgegeven en in het Frans vertaald.
Daarin staat bijvoorbeeld als instructie voor het gebruik van Psalm 48 (49): “Als je wilt dat iemand ziek wordt, schrijf hem [de psalm] dan op een ongebakken potscherf en verberg hem in een vuurplaats en teken een afbeelding van de persoon erop, dan zal hij op zijn tijd hijgend kreunen.”
Bij Psalm 57 (58) staan er diverse instructies. De eerste luidt:
Als iemand onder invloed staat van een bezwering of van een [magische] handeling of van een [magische] lijn, lees dan de psalm zeven keer, en laat hij hem opschrijven en bij zich dragen, dan zal God het kwaad afwenden dat ze [zijn vijanden] veroorzaken en hem beschermen tegen hun slechtheid.
Het laat zich voorstellen dat dit advies vooral gebaseerd is op vers 5–7 van de psalm:
5 [De goddelozen] hebben vurig vergif, het lijkt op vurig slangengif;
zij zijn als een dove adder, die zijn oren dichtstopt,
6 die niet wil luisteren naar de stem van de bezweerder,
van hem die kundig bezweringen doet.
7 O God, breek hun tanden in hun mond;
breek de hoektanden van de jonge leeuwen stuk, HEERE. (HSV)
Daarbij is het goed om in gedachten te houden dat dit magische boek waarschijnlijk uitgaat van een Arabische vertaling van de psalmen die (indirect) teruggaat op de Septuaginta. Vers 7 is dan geen bede, maar een verzekering van wat God al heeft gedaan: “God heeft hun tanden in hun mond gebroken; de HEERE heeft de kiezen van de leeuwen stukgebroken.” Zo kun je je omringd voelen door de macht van boosaardige vijanden die als slangen zijn waar je geen grip meer op hebt, maar heb je als je de psalm opschrijft en meedraagt toch de verzekering bij je dat God die macht heeft verbroken.
Hierna volgen diverse instructies die gaan over het bezoeken van hooggeplaatste personen en die gebaseerd lijken op het begin van de psalm waar zulke hooggeplaatsten worden aangesproken (“Spreekt u werkelijk recht? … Oordeelt u billijk?”):
Als iemand toegang wil krijgen tot de sultan of heerser maar bang is, schrijf dan de hele psalm op samen met deze letters:
[Er volgen drie regels met magische tekens.]
Het papier waarop de psalm en de letters zijn geschreven moet in de damp van wierookhars worden gehouden en dan moet hij het op zijn hoofd dragen.
Vervolgens volgen er nog drie andere series van magische tekens die je bij bezoek aan verschillende machthebbers kunt gebruiken en die in de damp van verschillende soorten hars moeten worden gehouden.
Tot slot wordt er nog een andere gebruiksmogelijkheid voor de psalm gegeven: men schrijve de psalm “op de huid van een gazelle met de naam van een afwezige en hange hem in de wind, dan zal hij [de afwezige] snel komen.” Ik durf niet te zeggen of deze gebruiksmogelijkheid associatief samenhangt met de stormwind die in vers 10 lijkt te worden verondersteld of dat er gewoon geen verband met de inhoud van de psalm is.
In een ander handboek uit koptische kring voor het magisch gebruik van psalmen, door Gérard Viaud in het Frans vertaald, vindt men bij psalm 57 (58) alleen de aanwijzingen voor het gebruik bij een bezoek aan een vorst, met twee andere versies van de magische tekens en met als extra toelichting dat je tijdens het branden van de wierook de psalm 21 keer moet lezen: “Na elke lezing van de psalm, moet men de dienaren van de psalm bijeenroepen voor wat men wil wat betreft liefde en aanvaarding en het oordeel over de zaak die men op het hoofd draagt; dan zal elke zaak, hoe moeilijk ook, in jouw voordeel worden beslist.”
Hier vindt men expliciet het idee uit de psalmenmagie dat psalmen “dienaren” hebben, geesten waarover je kunt beschikken als je de psalm goed gebruikt. Het is voor mij een moeilijk te vatten denkwereld, maar volgens één van mijn oud-studenten wordt op sommige plaatsen in Egypte nog steeds zo over psalmen gedacht.
Tot slot een kleine observatie: je zou misschien verwachten dat Psalm 58 zich bij uitstek leent om met de “verwensingen” uit vers 8–10 anderen op magische wijze kwaad te doen (zoals in bovengenoemde voorbeelden van andere psalmen), maar dat hebben we bij Psalm 58 nergens zien gebeuren. Misschien is deze psalm toch minder kwaadaardig dan mensen in het westen tegenwoordig soms denken.
Geraadpleegde literatuur:
- Ἀρσένιος ὁ Καππαδόκης. «Ἑρμηνεία τῶν Ψαλμῶν, κατὰ τὸν Ὅσιο Ἀρσένιο τὸν Καππαδόκη.» http://users.uoa.gr/~nektar/orthodoxy/explanatory/arsenios_kappadokhs_ermhneia_psalmwn.htm.
- Arsenios of Cappadocia. “The Pastoral Use of the Book of Psalms by St. Arsenios of Cappadocio.” Translated by John Sanidopoulos(?). Mystatogy Resource Center, November 10, 2015, http://www.johnsanidopoulos.com/2015/11/the-pastoral-use-of-book-of-psalms-by.html.
- Hansen, Nicole B. “Ancient Execration Magic in Coptic and Islamic Egypt.” In Magic and Ritual in the Ancient World, edited by Paul Mirecki and Marvin Meyer, Religions in the Graeco-Roman World 14, 427–45. Leiden: Brill, 2002.
- Henein, Nessim Henry, and Thierry Bianquis. La magie par les psaumes: Edition et traduction d’un manuscript arabe chrétien d’Egypte [Arabic title: استخدام المزامير فى عمل السحر]. Bibliothèque d’Études Coptes 12. Cairo: Institut Français d’Archéologie Orientale, 1975; 2nd ed. 2009.
- Taylor, David G. K. “The Psalm Headings in the West Syrian Tradition.” In The Peshitta: Its Use in Literature and Liturgy: Papers Read at the Third Peshitta Symposium, edited by B. ter Haar Romeny, Monographs of the Peshitta Institute Leiden 15, 365–78. Leiden: Brill, 2006. https://www.academia.edu/366754/.
- Viaud, Gérard. Les 151 Psaumes de David dans la magie copte avec la clef. Paris: Perthuis 1977.