Dag 9: Hoe Jakob zijn voeten wast in het bloed van Ezau – Psalm 58 in een Talmoedische vertelling

Grafmonument van Jacob in de synagoge/moskee in Hebron

Wanneer Jakob in Egypte is gestorven, brengen zijn zonen zijn lichaam naar Hebron om het daar in het familiegraf van Abraham te begraven (Gen 50). Maar dan komt, aldus de Babylonische Talmoed, opeens Ezau eraan om problemen te maken. Hij stelt dat het graf in Hebron aan hem toebehoort en niet aan Jakob. Jakobs zonen antwoorden echter dat zij in Egypte het eigendomsbewijs van het graf hebben. Ezau zegt dat iemand dan maar naar Egypte moet gaan om dat eigendomsbewijs op te halen en het te laten zien – eerder dan dat zal hij geen toestemming geven voor de begrafenis. Jakobs zonen zeggen dat Naftali, die immers zo snel is als een hinde (Gen 49:21), dan maar moet gaan.

Echter, wanneer Hushim, de zoon van Dan en dus een kleinzoon van Jakob, hoort wat er gaande is, wordt hij zo kwaad over Ezaus woorden en gedrag dat hij uitroept: “Moet, totdat Naftali terug is uit Egypteland, mijn vaders vader dan te schande liggen?” En de Talmoed vervolgt:

Hij neemt een stok en slaat Ezau op zijn hoofd zodat zijn ogen eruit rollen en neervallen op de voeten van Jakob. Jakob opent daarop zijn ogen en lacht. Zoals geschreven staat: “De rechtvaardige zal zich verblijden wanneer hij de vergelding ziet, hij zal zijn voeten wassen in het bloed van de goddeloze” (Psalm 58:11).[1]

Is dit alleen een grappig verhaaltje, een beetje bloedig misschien, maar verder onschuldig? Het is duidelijk dat de zinsnede “zijn voeten wassen in het bloed van de goddeloze” hier niet wordt gebruikt om aan te zetten tot geweld: Jakob is al dood wanneer het gebeurt. Niettemin voelt het erg triest dat een mens, zelfs na zijn eigen dood, zich verheugt in de gewelddadige dood van zijn broer. Hoe anders was de reactie van David op de dood van zijn zoon Absalom! Als Abraham wakker werd in zijn graf, wat zou hij dan denken van wat zijn kleinkinderen elkaar aandoen?

Bloedbad in Hebron

Deze Talmoedische vertelling houdt verband met wat men vandaag de dag nog steeds in Hebron kan zien: in de moskee/synagoge (het gebouw is in tweeën gedeeld) boven de grot van de aartsvaders is er een grafmonument voor Jakob en een grafmonument voor het hoofd van Ezau. Vijfentwintig jaar terug werd dit de plaats van bloedig geweld. Op 25 februari 1994 heeft de jood Baruch Goldstein 29 moslims die hier in de Ibrahimimoskee aan het bidden waren vermoord.[2]

Hoewel Goldsteins daad veelal is veroordeeld, wordt hij soms verheerlijkt als een held die wraak heeft genomen voor de moordpartij op de joden in Hebron in 1929 of die ervoor heeft gezorgd dat zo’n bloedbad niet opnieuw onder de joden zou worden aangericht. Heeft hij, op meest aanschouwelijke en schokkende wijze, Psalm 58:11 in praktijk gebracht – zich verblijd in de wraak, zijn voeten gewassen in het bloed van zijn vijanden?

Meir Kahane

Was Goldstein echt geïnspireerd door Psalm 58? Uiteraard weet ik niet wat er in zijn hoofd omging, maar het is wel bekend dat hij lid was van de Kachpartij.[3] Meir Kahane (1932–1990), de stichter en ideoloog van deze partij, verwijst in zijn werk naar Psalm 58. Adam Afterman en Gedaliah Afterman[4] leggen het eigene van Kahanes gedachtegoed als volgt uit: “Waar voor veel joden het plegen van religieus geweld tegen onschuldige mensen de ergste vorm van afgoderij is, is het voor Kahane de dierbaarste daad om Gods naam te heiligen.”[5] Volgens hen zijn voor Kahane “die daden van messiaanse vergelding die [volgens de traditie] enkel alleen aan God zelf zijn voorbehouden en die Hij zal uitoefenen in de messiaanse toekomst juist de verantwoordelijkheid van het joodse volk hier beneden hier en nu.”[6]

Kahane zelf zegt:

Waar onrecht en goddeloosheid de overhand hebben, lijkt dit te bewijzen dat God niet aanwezig is in de wereld, en er is geen grotere ontheiliging van zijn naam. Daarentegen bewijzen Gods overwinning en wraak op zijn vijanden, de kwaaddoeners, aan de wereld dat het waar is: “Werkelijk er is een God die recht doet op aarde!” (Ps 58:12).[7]

Misschien kan menig joodse of christelijke lezer dit nog meemaken als het alleen een uitdrukking was van geloof dat God ervoor zal zorgen dat het kwaad niet definitief overwint. Maar voor Kahane betekent het, aldus Afterman en Afterman, dat Israël zelf mee moet helpen Gods wraak ten uitvoer te brengen.[8]

Zijn bijbelteksten als Psalm 58 gevaarlijk? Kunnen ze echt een mens op het spoor zetten om zijn geweer leeg te schieten in een moskee? Op die vraag hoop ik een volgende keer terug te komen.


[1] B. Soṭah 13a. Text and English translation: The William Davidson Talmud, https://www.sefaria.org/texts/Talmud; cf. Jacob Neusner, The Babylonian Talmud: A Translation and Commentary (Peabody, MA: Hendrickson Publishers, 2011), 11a:62–63 (1:8, IV.2).

[2] Wikipedia contributors, “Cave of the Patriarchs massacre,” Wikipedia, The Free Encyclopedia, https://en.wikipedia.org/w/index.php?oldid=887733296 (accessed March 15, 2019).

[3] Emanuel de Kadt, Assertive Religion: Religious Intolerance in a Multicultural World (London: Routledge, 2013), 29, 172–75, ProQuest Ebook Central.

[4] Adam Afterman and Gedaliah Afterman, “Meir Kahane and Contemporary Jewish Theology of Revenge,” Soundings: An Interdisciplinary Journal 98, no. 2 (2015): 192–217, https://muse.jhu.edu/article/580307.

[5] Afterman and Afterman, “Meir Kahane and Contemporary Jewish Theology of Revenge,” 211.

[6] Afterman and Afterman, “Meir Kahane and Contemporary Jewish Theology of Revenge,” 211.

[7] Meir Kahane, Or Ha’Raayon [in Hebrew] (Jerusalem: Institute for the Publication of the Writings of Rabbi Meir Kahane, 1993), 119; quoted in English in Afterman and Afterman, “Meir Kahane and Contemporary Jewish Theology of Revenge,” 206. Or Ha’Raayon has also been published in English as: Meir Kahane, The Jewish Idea, vol. 1, trans. Raphael Blumberg (Jerusalem: Institute for the Publication of the Writings of Rabbi Meir Kahane, 1996).

[8] Afterman and Afterman, “Meir Kahane and Contemporary Jewish Theology of Revenge,” 206.

Maak een website of blog op WordPress.com