Psalm 58

Utrecht Psalter Psalm 57 (58)

Psalm 58 is geen geliefde psalm. “O God, breek hun tanden in hun mond” (vers 7) en “De rechtvaardige zal zich verblijden als hij de wraak ziet; hij zal zijn voeten wassen in het bloed van de goddeloze” (vers 11) zijn geen woorden die je zomaar even bidt of zingt.

Vandaag presenteerde ik in de scholars’ seminar hier aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo een paper over de receptiegeschiedenis van Psalm 58: hoe is deze psalm in het verleden, van bijvoorbeeld Augustinus tot Bonhoeffer, uitgelegd en gebruikt?

1. In de twintigste eeuw hebben bijvoorbeeld de anglicaanse en de Rooms-katholieke kerk besloten dat deze psalm kan worden overgeslagen in de vaste roosters voor de psalmen. Het is een psalm uit een andere tijd is, toen geweld nog heel gewoon was, voordat Christus ons leerde dat we zelfs onze vijanden lief moeten hebben. Of het is een psalm die beelden uit het heden oproept waar we van walgen. In het videootje dat IS twee jaar geleden verspreidde waarin Egyptische christenen uit wraak werden onthoofd, omspoelde het bloed bijna letterlijk de voeten van de IS-mannen. Wie dan zelf Psalm 58:11 in de kerk voorleest of meezingt, roept toch minstens de schijn op dat hij of zij in zo’n filmpje zou willen meelachen – zich verblijden – met de daders.

Woorden zijn niet onschuldig, zelfs Bijbelwoorden niet. In de Griekse en Latijnse Bijbelvertalingen staat niet “zijn voeten wassen in het bloed van de goddeloze” maar “zijn handen wassen in het bloed van de goddeloze.” De kerkvaders hebben voortdurend benadrukt dat je dat niet letterlijk moet nemen, maar dat het zoiets betekent als afstand nemen van de goddelozen en jezelf zuiveren van zonden. Maarten Luther vatte het aanvankelijk ook zo op, maar heeft op een kwade dag, 25 juni 1520, de volgende gewelddadige woorden zijn pen laten ontglippen:

Als we dieven straffen met het juk, rovers met het zwaard en ketters met het vuur, waarom vallen we dan niet deze monsters van verderf, deze kardinalen, deze pausen en de gehele schare van het Roomse Sodom aan, die de jeugd en Gods kerk verderven? Waarom zouden we hen niet aanvallen met wapens en onze handen wassen in hun bloed?

Later benadrukte Luther wel dat hij het niet letterlijk bedoelde: zoals hij niet voor het verbranden van ketters was, was hij ook niet voor het gebruik van het zwaard tegen de geestelijkheid, maar in het Edict van Worms (1521) werd Luther toch ten laste gelegd dat hij mensen aanspoorde “hun handen te wassen in het bloed van de priesters.”

2. Niettemin wordt er tegenwoordig toch ook om herwaardering van Psalm 58 en andere moeilijke psalmen gevraagd. Juist in deze donkere psalmen kunnen mensen woorden vinden om hun moeiten, woede en frustraties voor God te brengen. Misschien zijn het emoties die nog moeten worden gezuiverd, maar zo worden ze in elk geval bij het juiste adres gebracht, bij God zelf. In plaats van zelf kwaad met kwaad te vergelden klagen in deze psalmen mensen hun nood uit bij God en roepen Hem op recht te verschaffen.

Het “O God, breek hun tanden in hun mond” (vers 7) moet dan ook wel in context worden gelezen: de goddelozen en leugenaars worden met giftige slangen en leeuwen vergeleken en van die gevaarlijke beesten moet God de tanden breken. Liefelijk is het niet, maar het is ook geen ongebreidelde oproep om iedereen eens flink op zijn bek te slaan.

In Duitsland is het eerste vers van een vierhonderd jaar oude berijming van Psalm 58 herontdekt. Op een melodie van de klassieke componist Heinrich Schütz en aangevuld met twee recentere coupletten wordt het nu als protestlied op straat gezongen:

Wie nun, ihr Herren, seid ihr stumm,
dass ihr kein Recht könnt sprechen?
Was gleich und grad ist, macht ihr krumm,
helft niemand zu sein Rechten?
Mutwillig übt ihr Gwalt im Land,
nur Frevel geht durch eure Hand,
was will zuletzt draus werden?

3. Toch nodigt de traditie ons uit tot nog meer: Psalm 58 is meer dan alleen een middel om onze primaire emoties voor God te brengen. Psalm 58 is voor hen die ons voorgingen een psalm waarin ze Christus en de Heilige Geest zelf hoorden spreken.

Meer dan David spreekt Christus als de zuiver onschuldige in deze psalm en tegelijk is Hij, die onze goddeloosheid droeg, de ‘goddeloze’ wiens bloed vloeide (Bonhoeffer).

Tegelijk: het is de Heilige Geest die in deze psalm de onrechtvaardigen “slechte titels” geeft (kanttekeningen bij de Statenvertaling) en door de Heilige Geest kunnen wij vers 11 met zuivere intentie kunnen bidden (Calvijn).

Daarbij is in de traditie (bijv. Thomas van Aquino) ook steeds benadrukt dat de vrome zich niet verheugt over de dood van de goddeloze als zodanig maar over het feit dat God er is en recht doet. “Ja, er is een God Die op aarde recht doet!” – daar eindigt de psalm mee.

Als ik mij niet vergis, leeft punt 1 ook nu in de 21ste eeuw nog steeds sterk: Psalm 58 bewust of onbewust negeren, omdat je er niet goed raad mee weet. Tegelijk zie ik mensen om mij heen punt 2 ontdekken: de schokkend eerlijke taal van de psalmen verdiept hun gebedsleven. Punt 3 ligt echter nog moeilijker: Psalm 58 als (al dan niet ‘geïnspireerde’) uitdrukking van eerlijke emoties, OK, maar als woorden van Christus en de Geest zelf? Misschien vinden we dat zij die ons voorgingen dit te gemakkelijk hebben gezegd – misschien voelen wij ons door hen uitgenodigd om te leren hen toch ook dit na te zeggen.

Afbeelding: Psalm 58 in het Utrechts Psalter. Zie http://psalter.library.uu.nl/.  

Maak een website of blog op WordPress.com