Vanmiddag is hier aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo de vierdaagse viering van de 150ste verjaardag van de Arabische Van Dyck-Bijbelvertaling van start gegaan, georganiseerd door het Center for Middle Eastern Christianity (CMEC) hier aan het seminarie, in samenwerking met het Center for Coptic Studies van de Bibliotheca Alexandrina.
Na een welkom van dr. Atef M. Gendy, rector van het seminarie, een woord van bisschop Epiphanius, abt van het St. Makarius-klooster in Wadi Natrun, en een inleiding op het CMEC van dr. Wageeh Mikhail, algemeen secretaris van het CMEC, krijgt prof. Laay Mahmoud, directeur van het Center for Coptic Studies van de Bibliotheca Alexandrina het woord. Hij vertelt dat er in de tijd van de vroege kerk een volledige vertaling van de Bijbel in het Koptisch in Egypte is gemaakt, maar dat daarna nooit meer de hele Bijbel door Egyptenaren is vertaald: Egyptische christenen hebben steeds gebruik gemaakt van Arabische vertalingen die in andere landen zoals Libanon zijn gemaakt. Hij pleit ervoor dat de christenen in Egypte een nieuwe vertaling produceren: zij zijn de grootste christelijke gemeenschap in het Midden-Oosten, zo’n Egyptische vertaling kan de moslim-christelijke relaties ten goede komen. Hij pleit voor een vertaling die Egyptisch klinkt en tegelijk je qua taal laat voelen dat Jezus zelf een Middenoosterling was en daarnaast gebruik maakt van nieuw ontdekte handschriften van de Bijbel en nieuwe methoden van tekstonderzoek. Tot slot pleit hij voor een Bijbelmuseum waarin aandacht wordt besteed aan de handschriften en vertalingen en vertalers van de Bijbel.
Volgens krijgt dhr. Ramez Atallah, directeur van het Egyptische Bijbelgenootschap het woord. Hij benadrukt dat de Van Dyck-Bijbel in de eerste van het kerkvolk is en pas in tweede instantie ook van de kerkleiders. Ook al tonen kerkleiders openheid voor een herziening, hij kan geen herziening van de vertaling uitgeven als het kerkvolk er niet voor open staat. Hij mist op het conferentieprogramma dan ook een lezing die dieper ingaat op de psychologische vraag waarom mensen zo gehecht zijn aan de Van Dyck-vertaling, terwijl er zoveel oude, onbekende woorden in worden gebruikt.
Overigens is een aantal jaar geleden al wel de “New Van Dyck” uitgekomen: dat is geen herziene vertaling in de gebruikelijke zin van het woord, maar een uitgave waarin de tekst opnieuw en nu digitaal is gezet, 400 spelfouten zijn gecorrigeerd, de interpunctie is gemoderniseerd en tussenkopjes zijn ingevoegd en waaraan een verklarende woordenlijst is toegevoegd waarin 3000 onbekende woorden worden uitgelegd. Toen Atallah deze woordenlijst aan paus Shenouda voorlegde, vroeg deze: “Waarom vervang je die moeilijke woorden dan niet meteen in de Bijbel zelf.” Atallah zei: “Dan moet ik voor aanpassingen op elke bladzijde van de Bijbel uw toestemming vragen.” “Wacht er dan toch nog maar even mee,” zei de paus toen.
Als ik de sfeer tijdens deze viering proef, is volgens velen inmiddels het toch wel de hoogste tijd om een herziening van de vertaling uit te brengen. Wat dat betreft is het een bijzondere bijeenkomst: we vieren vier dagen lang de honderdvijftigste verjaardag van de Van Dyck-vertaling en krijgen als hoofdboodschap mee dat hij aan herziening toe is.