Groot zijt Gij, Heere, en zeer te prijzen: groot is uw voortreffelijkheid en uw wijsheid is zonder getal. En U prijzen wil een mens, een deel van uw schepping, ja, een mens, die zijn sterfelijkheid ronddraagt, die ronddraagt het getuigenis van zijn zonde en het getuigenis dat u de trotsen weerstaat. En toch, U prijzen wil een mens, een deel van uw schepping. Gij veroorzaakt dat het vreugde verschaft U te prijzen, want Gij hebt ons gemaakt gericht op U en onrustig is ons hart totdat het rust vindt in U.
Deze overbekende woorden van Augustinus—het begin van zijn Belijdenissen—komen in mijn gedachten wanneer ik vandaag lees dat prof. dr. Bert Blans is overleden. Na de blokweek Hebreeuws was zijn college filosofie het eerste “echte” college dat ik tijdens mijn theologiestudie in Utrecht kreeg, najaar 1993. In de jaren erna gaf hij ons geen andere cursussen en echt persoonlijk heb ik hem dan ook niet leren kennen. Al te veel details van zijn colleges staan mij ook niet meer scherp voor de geest, maar dit nog wel, dat hij zijn colleges begon met deze woorden van Augustinus.