Proefschrift Janneke Stegeman: Hoe lezen joden en palestijnse christenen Jeremia 32?

janneke-stegeman-decolonizing-jeremiah

Zonet heeft Janneke Stegeman haar proefschrift verdedigd aan de Vrije Universiteit. Ik ken haar uit de tijd dat zij als studentassistente bij het International Reformed Theological Institute (IRTI) aan de Vrije Universiteit werkte toen ik aan hetzelfde instituut een aanstelling had als assistent-in-opleiding.

vu-irtijanneke.jpg
Foto uit de IRTI-tijd, ca. 12,5 jaar geleden

Stegemans proefschrift gaat over Jeremia 32. In dit hoofdstuk krijgt Jeremia van God de opdracht om een akker te kopen terwijl het al duidelijk is dat Jeruzalem en Juda in handen van de Chaldeeën zullen vallen. De reden voor deze handeling wordt gegeven in vers 14 en 15 (Herziene Statenvertaling):

14 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Neem deze brieven, deze koopbrief – de verzegelde en deze opengelaten brief – en doe ze in een aarden pot, zodat ze vele dagen in goede staat blijven. 15 Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Er zullen weer huizen en akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land.

Opvallend is dat in de Septuaginta, de oude Griekse vertaling van het Oude Testament, dit hoofdstuk een andere plaats heeft in het boek Jeremia: het is daar hoofdstuk 39. Bovendien is het hoofdstuk iets korter en zijn er inhoudelijke verschillen. Stegeman neemt aan dat de Griekse tekst niet een bewerking is van de Hebreeuwse tekst zoals die vertaald is in onze Nederlandse Bijbelvertalingen, maar dat zowel de Hebreeuwse tekst zoals wij die kennen en de Griekse tekst ontwikkeld zijn uit een eerdere versie van de “Jeremianic tradition.” Zulke ontwikkelingen van de tekst laten zien dat mensen met de tekst leefden en hem interpreteerden (en aanvankelijk dus zelfs bewerkten) in het licht van hun eigen omstandigheden in de tijd na de ballingschap. Tegelijk maant dit inzicht tot voorzichtigheid: meen niet zomaar dat jij de ene ware tekst en uitleg en toepassing van de tekst in handen hebt—heb er oog voor dat anderen anders omgaan met dezelfde tekst.

Dit alles wordt actueel als je kijkt naar hoe joden en Palestijnse christenen Jeremia 32 lezen, zoals Stegeman ook heeft gedaan in haar promotieonderzoek. Kortheidshalve geef ik maar even weer wat het VU-persbericht erover schrijft:

De Zionistische interpretatie identificeert zich vaak met de dominante stem van terugkerende ballingen in het hoofdstuk, en rechtvaardigt op die basis landclaims. Veel Joodse Israëliërs zien in het hoofdstuk hun familiegeschiedenis weerspiegeld, terwijl veel Palestijnse Christenen zich tegen de tekst verzetten. Stegeman maakt duidelijk dat de tekst geen basis kan zijn voor landclaims. Integendeel, op basis van de ambiguïteit, gelaagdheid en veranderlijkheid van religieuze traditie bepleit zij dat deel uit maken van die traditie vraagt om gevoeligheid voor ethische vragen en minderheidsstemmen, in het besef dat er geen pure tekst of absolute waarheid is om toevlucht in te zoeken.

Uiteraard heb ik het proefschrift nog niet geheel gelezen, maar mijn eerste indruk is dat Stegeman op eigen wijze onderzoekstradities van haar beide promotoren prof. dr. Eep Talstra (participatie in het leesproces door de tijd heen) en prof. dr. Hans de Wit (intercultureel Bijbellezen) met elkaar verbindt. Stegemans proefschrift kan worden gelezen als een terechte waarschuwing dat je je eigen verstaan van een Bijbelgedeelte niet zo moet verabsoluteren dat het leidt tot onrecht voor anderen of althans anderen de “toegang” tot hetzelfde Bijbelgedeelte bemoeilijkt. De vraag kan evenwel rijzen hoe Stegemans benadering zich verhoudt tot een benadering waarin de Schrift als enige vaste grond en als absolute aanspraak van Godswege wordt gezien, zoals recent nog door dr. M. Klaassen werd benadrukt. Gaan beide benaderingen goed samen of toont de één de zwakke kant van de andere aan of omgekeerd? Wellicht zou een nadere gedachtewisseling tussen beide doctoren en andere deskundigen hierover vruchtbaar zijn.

Maak een website of blog op WordPress.com