Ds. Wael uit Syrië heeft enkele jaren geleden aan ons seminarie de predikantsopleiding afgerond. Daarna is hij teruggekeerd, maar vanwege de omstandigheden in zijn vaderland is hij met zijn gezin vervolgens weer naar Egypte gekomen. Het plan is nu dat hij komend jaar de masteropleiding aan ons seminarie gaat volgen.
Enkele maanden geleden verbleef een week of twee een Syrische familie op ons seminarie. Vanwege geweld en afpersing waren ze hun land ontvlucht om naar Zweden te gaan. Omdat ze aanvankelijk geen visum konden krijgen, waren ze naar Egypte gekomen om hier de papieren in orde te maken.
Wandelend door een oude eenvoudige buurt maak ik een praatje met een man die net een deur uitkomt. Hij blijkt een gevluchte Syriër te zijn die hier onderdak heeft gekregen en op het eerste gezicht redelijk zijn draai lijkt te hebben gevonden.
In de trein naar het zuiden komt op een gegeven moment een tienerjongen naast me zitten en aan de andere kant van het gangpad zijn veel oudere zus met haar kinderen van wie de oudste ook al tieners zijn. De jongen vraagt me om hulp en het is me al snel duidelijk dat hij daar gewoon geld mee bedoelt. Dit is uitzonderlijk: in Egyptische treinen komen wel eens bedelaars door het gangpad, maar zeker in de eerste klasse verwacht je niet dat je medepassagiers je om geld bedelen. Ik krijg de indruk dat deze mensen geen kaartjes hebben maar dat de conducteur een oogje dichtknijpt: het zijn immers Syrische vluchtelingen. De jongen vertelt dat ze eerst naar Libanon waren gevlucht maar dat de mensen daar slecht voor hen waren—de Egyptenaren zijn veel vriendelijker. Ze zijn nu op weg naar een stadje in het zuiden van Egypte waar ze bij kennissen terecht kunnen. Hij wil daar werk zoeken en zal alles aanpakken wat hij kan krijgen: hij is als broer en oom nu de hoofdverantwoordelijke voor het familie-inkomen. Dat een jongen van veertien veel beter eerst zijn school af kan maken en vervolgens het best nog een studie of vakopleiding kan doen, lijkt onder deze omstandigheden niet op te gaan.
In Caïro op straat komen een paar jochies naar me toe die om geld bedelen. Eén van hen laat een kopie van een paspoort zien ten bewijze dat hij Syriër is. Wanneer ik niet meteen wat geef, wil één van de anderen mij met zijn hand vastgrijpen, maar het jochie met de kopie drukt hem weg. Hij zelf laat zich echter niet uit het veld slaan. Ik wil bedelgedrag onder kinderen niet aanmoedigen en houd met een hart vol tweestrijd de hand toch maar op de knip. Terwijl de anderen een andere kant opgaan, blijft hij echter met mij oplopen, ook al zeg ik telkens nee. Hij is echter niet zo irritant brutaal dat ik hem met goed fatsoen met een flinke snauw weg zou kunnen jagen. Hij vertelt dat hij hier met zijn moeder is en dat zijn vader nog in Syrië is. Wanneer me duidelijk is dat hij moslim is, vraag ik of hij niet beter bij een moskee om hulp kan vragen. Hij antwoordt dat hij daar wel naar toe gaat om te bidden, maar dat de imam hem ook niet direct kan helpen en het daarom wel goed vindt dat hij op straat gaat bedelen. Even vraag ik me ondertussen af of de jochies niet gewoon Egyptische straatschooiertjes zijn die nu door zich voor te doen als zielige Syrische vluchtelingetjes gemakkelijker geld denken los te krijgen. Bij een volwaardig gesprek met Syrische volwassenen is het verschil tussen Egyptisch en Syrisch Arabisch snel duidelijk, maar bij de halve zinnetjes van dit jochie weet ik het niet goed. Eén van zijn maatjes heeft in elk geval wel een wat lichter uiterlijk dat bij Syriërs wel vaker voortkomt maar onder Egyptenaren ongebruikelijk is. Uiteindelijk besluit ik het aanhoudende jongetje het van mijn twijfel en aarzeling te laten winnen en geef ik hem een munt van een pond (11 à 12 cent; het bedrag dat je ook geeft aan een vrouw die op straat pakjes zakdoekjes verkoopt ofwel de prijs van een metrokaartje ofwel de prijs van een broodje bruine bonen). Mijn vermoeden is dat hij daarop nog wel om iets meer geld zal vragen, maar hij pakt de munt blij aan en loopt dan weg.
Wanneer ik hem even nastaar, besluit ik dit blogbericht te schrijven. Moet dit jochie nu echt als bedelaar opgroeien of weet iemand een betere oplossing? En wat moet er van die veertienjarige vluchteling worden die nu in een Opperegyptisch stadje naar een baantje zoekt, terwijl er daar waarschijnlijk al koffiehuizen vol met Egyptische jongelui zitten die ook geen werk kunnen vinden?