“Ik ben 105,” vertelt ds. Bachiet, met wie ik deze week een nacht een kamer deel tijdens de synode van de presbyteriaanse kerk in Egypte. Verbaasd kijk ik hem aan. Ik geef hem graag het dubbele van mijn leeftijd, maar 105? Met een glimlach legt hij uit: “Officieel ben ik 82, maar ik heb 23 jaar in de Sudan gediend en de jaren daar tellen dubbel. Vijf keer heb ik er malaria gehad en Sudanezen zijn uiterst vriendelijke mensen maar als je iets verkeerds zegt, dan heb je het ook meteen helemaal fout gedaan—daarom waren mijn zenuwen daar nooit helemaal ontspannen.”
Ds. Bachiet [zijn naam is ook te spellen als Bakheet] kan toch positief terugkijken omdat zijn werk rijk gezegend is: uit de gemeente die hij in Sudan diende zijn twee dochtergemeenten ontstaan en daaruit weer diverse kleindochters. Honderden mensen zijn tot geloof gekomen, vooral vanuit de inheemse religies maar ook vanuit een andere officiële godsdienst.
Bovendien heeft hij als Egyptenaar een tiental westerlingen geholpen Sudanees Arabisch te leren spreken, waarvoor in elk geval toen geen lesboeken waren. Zijn eerste “student” was een donker gekleurde Amerikaan die qua uiterlijk goed voor Sudanees door kon gaan, maar daar juist nadeel van ondervond: wanneer hij bij gebrek aan kennis van een andere taal Engels sprak, vonden de mensen hem ontzettend arrogant omdat ze dachten dat hij één van hen was maar met zijn kennis van het Engels wilde pronken en zich te goed waande om nog Sudanees Arabisch te spreken… Dankzij de lessen van ds. Bachiet kon hij dit misverstand overwinnen.
Al met al was het voor mij deze week een bijzondere kans om met deze krasse Egyptenaar kennis te maken.