In het bachelorprogramma van ons seminarie in Caïro geldt de regel dat een collegeserie alleen wordt gegeven als zich minstens vijf studenten hebben ingeschreven. Zijn er minder studenten dan moeten ze zich het collegeonderwerp in de vorm van begeleide zelfstudie eigen maken of een ander vak kiezen. Voor mijn collegeserie over de leer van de Heilige Geest die vandaag begon hadden zich in september vier studenten ingeschreven, maar er werd mij verzekerd dat het er nog meer konden worden. Tot twee weken geleden bleef het aantal echter op vier staan en vroeg ik mij af of ik de collegeserie nu wel of niet verder moest voorbereiden. Toen kwam het woord dat een vijfde student zich had aangemeld. Vlak voordat ik vorige week naar de conferentie van de St. Markus Stichting vertrok, hoorde ik echter dat een student zich had teruggetrokken maar tegelijk dat een ander overwoog het vak te kiezen. Vier of vijf, net niet, net wel: in die onzekerheid verkeerde ik tot vanmiddag lunchtijd.
De redenen voor het lage studentenaantal waren me langzaam maar zeker duidelijk geworden: terwijl in het verleden wel geklaagd werd dat de vakgroep “Theologie en Geschiedenis” niet genoeg collegeseries aanbood, serveert de vakgroep dit semester zo’n rijk menu aan colleges voor derde- en vierdejaars bachelorstudenten dat er gemakkelijk een vak is dat geen vijf studenten trekt. Een collega zag zich inderdaad genoodzaakt om zijn collegeserie te schrappen omdat er maar twee studenten voor waren. De manier waarop studenten uit het rijke menu kiezen is ook interessant: op grond van het huiswerk dat docenten vorig jaar in andere vakken gaven, doen ze een gok welke docent dit jaar het minste huiswerk op zal geven en diens vak kiezen ze. Ik was daarbij niet meteen favoriet. Een ander keuzecriterium is dat studenten graag een lang weekend hebben, niet direct om te luieren maar omdat ze in het weekend al een vacante gemeente dienen en als ze getrouwd zijn ook vrouw en kinderen willen zien: colleges op maandag (zoals het mijne) en op vrijdag zijn dus minder geliefd—hoezeer wij als docenten ook benadrukken dat je als voltijdstudent hoe dan ook een volle vijf dagen per week voor je studie uit moet trekken en je het werk in de gemeente beperkt mag/moet houden totdat je bent afgestudeerd. In hoeverre studenten ook nog kijken welke docent ze vakinhoudelijk het best vinden en of welk vak hen inhoudelijk het meest interesseert of waar ze het meest van denken te leren, is mij minder helder geworden. Ons hoofd van de studentenadministratie denkt wel vakinhoudelijk en stak niet onder stoelen of banken dat hij het belangrijk vindt dat de presbyteriaanse (gereformeerde) protestanten in Egypte zich meer verdiepen in de leer van de Heilige Geest en dat niet alleen aan de pinksterchristenen overlaten en hij heeft dan ook wel geprobeerd studenten warm te maken voor het vak.
Toen ik hem vanmiddag kwart voor drie sprak, bleek zich een verrassende studentenvermenigvuldiging te hebben voltrokken: het studentental was verviervoudigd van 4,5 tot 18. Amir, de kopieerjongen van ons seminarie, kreeg nog snel een spoedopdracht om collegematerialen te vermenigvuldigen. En toen ik om half zeven het college daadwerkelijk begon, bleek één student afwezig maar was er ook een studente die niet op de lijst stond en waren er verder drie toehoorders, zodat het totale aantal aanwezigen de twintig oversteeg.
Om het vak van verschillende kanten te verkennen bespraken we niet alleen een filmpje over hersenonderzoek naar spreken in tongen op YouTube (kon nog net, want een rechter heeft bepaald dat YouTube binnenkort dertig dagen wordt geblokkeerd in Egypte vanwege het spottende filmpje over Mohammed vorig jaar), maar lazen we ook de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel en een stukje uit de Heidelbergse Catechismus—hoewel de presbyteriaanse kerk in de Verenigde Staten (PCUSA) deze tot haar belijdenisgeschriften rekent en er ook een Arabische vertaling van is, zou de 450ste verjaardag van dit belijdenisgeschrift uit 1563 de presbyterianen in Egypte waarschijnlijk geheel ontgaan als ik er geen aandacht voor vroeg.
Volgende week hopen we na te denken over de Geest van God in het Oude Testament. Het huiswerk ter voorbereiding is onder andere:
Read Judges 13–16.
1. In which verses is the Spirit of the Lord mentioned?
2. What is the effect of the Spirit of the Lord on Simson?
Read: 1 Samuel 10:10–11; 1 Samuel 16:13–14, 23; 1 Samuel 19:9, 20–24.
3. What is the effect of the Spirit of the Lord on Saul?
4. What is the difference between the “Spirit of the Lord” and “the evil spirit of God/the Lord” in these verses?
5. In your opinion, is the Spirit of the Lord in Judges and 1 Samuel the same as the Holy Spirit in the New Testament? Why?
In de literatuurlijst voor de collegeserie staat onder meer het volgende artikel: W. Hildebrandt, “Spirit of Yahweh,” in Dictionary of the Old Testament Prophets, edited by Mark J. Boda and J. Gordon McConville, 747–57 (Downers Grove, IL: IVP Academic, 2012), maar zo’n uitvoerig artikel in het Engels is helaas aan de meeste van onze bachelorstudenten niet besteed (de colleges zijn in het Arabisch), waarom ik het maar niet verplicht heb gesteld. Hoewel één student bij het huiswerk meteen “teveel” riep, zei een ander na afloop dat de vereisten voor de collegeserie hem eigenlijk best wel meevielen.
Ik zit ondertussen wel met een probleem: ik had één college ingepland waarvoor elke student een paper van 800 woorden moest schrijven die we dan stuk voor stuk zouden bespreken: met vijf of zes studenten zouden we mooi een kwartier per paper uit kunnen trekken. Maar hoe bespreken we nu 18 of 19 papers in twee uur?
Overigens heeft de student die bij het huiswerk “teveel” riep wel een punt: ik verwacht van studenten dat ze voor vraag 5 na beantwoording van de voorafgaande vragen niet meer dan vijf tot tien minuten uittrekken, maar als docent heb ik misschien toch wel een paar uur nodig om een uitgewerkter antwoord voor te bereiden.