Terug in Egypte

Woensdagavond 12 september. De vlucht naar Egypte is voorspoedig verlopen. Natuurlijk waren er de kleine ongemakken. Het “welkom-aan-boord-videootje-met-veiligheidsinstructies” speelde pas na mijn herinnering: werd het probleem eerst vriendelijk in mijn geheugen gezocht, vervolgens werd eerlijk erkend dat een computer was vastgelopen en moest worden herstart—ik bekijk zo’n filmpje niet beter dan anderen maar is het er niet dan voelt het toch leeg. Verder mag de verwarming in een EgyptAir-vliegtuig hoog in de lucht wel een graadje hoger—zelfs met een warm vest aan was het koud. Tot slot stond mijn tweede koffer (evenals de bezittingen van veel medereizigers) pas een kwartiertje na de eerste op de bagageband—hoe ongeduldig kan een mens zijn.

Voor het overige kon ik mij moeilijk een betere reis wensen: goed kwart over één zijn we hartje Groen Hart de deur uitgegaan en goed kwart over negen sta ik voor de aankomsthal van Caïro omringd door taxichauffeurs die mij voor een onderling nogal variërende “good price” graag de vijftien kilometer naar het seminarie vervoeren. Wanneer een vriendelijke baas bereid is nog te zakken van “zestig pond plus uitrijkaart (à vijf pond)” tot “zestig pond inclusief uitrijkaart,” hebben we een deal—in de rest van Caïro is acht euro voor een zelfde afstand afzetterij maar hier gelden de ongeschreven spelregels van de luchthaven. De prijs van de uitrijkaart krijgt de chauffeur straks als fooi, bedenk ik ruimhartig, als hij tenminste zijn werk goed doet.

Nu de chauffeur gaat ervoor. Vreemdelingen die zich voor het eerst vanaf Cairo Airport de stad in laten rijden, houden gewoonlijk hun hart vast vanwege het chaotische verkeer, maar ik ben er aan gewend en de taxibestuurder voegt zich er gemakkelijk in. Wanneer ik vertel dat ik docent ben aan een christelijke theologieopleiding, komt hij echt op dreef. Mijn arme Arabisch dat net wakker wordt van zijn zomerslaap mag zich meteen inspannen om Korancitaten te begrijpen en soms moet ik de chauffeur dan ook even afremmen. Hij vertelt dat er een evangelie is dat christenen buiten de Bijbel houden maar dat veel beter overeenstemt met wat de Koran over de profeet Isa (Jezus) zegt en dat door één van diens leerlingen is geschreven, namelijk het Evangelie van Barnabas. Ik antwoord echter dat dit evangelie niet door Barnabas is geschreven en van later datum is en dat er geen reden is het hoger aan te slaan dan de vier evangeliën in het Nieuwe Testament.

Dan komt hij bij zijn eigenlijke punt: “Als God mens zou zijn geworden, dan zou Hij ook naar de wc zijn gegaan, en dat is toch absurd?” Welcome to Egypt, zeg ik tegen mezelf. In Nederland heb ik deze vraag nooit gehoord, maar hier wordt hij vaak aan christenen gesteld en ik reageer er een beetje schouderhalend op: naar-de-wc-gaan hoort bij het menszijn, dus so what? Maar de chauffeur formuleert het nog eens anders: “Presidenten wonen in grote paleizen. Als God mens was geworden, was Hij toch zeker wel in zo’n paleis geboren en niet in een kribbe?” “Maar is dat juist niet mooi,” zeg ik, “dat God heel anders is dan de presidenten (met alle respect voor Mursi, denk ik erbij) en echt bij de armen wil zijn?” De chauffeur probeert het echter nog een keer: “God zou zijn Zoon toch nooit laten sterven aan het kruis?” “Wat wil je dan,” vraag ik, “dat God alleen bij ons is als alles goed is? Is het juist niet mooi dat Gods liefde voor mensen een liefde tot in de dood is?”

We voelen dat we vanavond niet verder komen dan dit en moeten ons even concentreren op de weg om de kortste route naar het seminarie te nemen. Ondertussen vraag ik me af of mijn voorspelling uit zal komen dat de chauffeur naar mijn mening over de anti-islam-film zal vragen. Inderdaad snijdt hij het aan als laatste gespreksonderwerp en eigenlijk zijn we het snel eens: spotten met elkaars godsdienst en profeten is de weg niet. De kerken in Egypte hebben al afstand genomen van de film, dus het moet geen kwestie tussen moslims en christenen hier worden. Een ambassade binnendringen waarbij doden vallen zoals in Libië gaat echter ook te ver als reactie op zo’n film.

Nadat de koffers zijn uitgeladen en de chauffeur zijn geld en fooi met een vriendelijke glimlach in ontvangst heeft genomen, spreek ik met enkele werkers en een collega die bij de ingang van het seminarie zitten en het ook juist over de film hebben. Naar mijn indruk zit de schrik erin: ook al heeft de Egyptische christenheid meteen afstand genomen van de film, als de gemoederen eenmaal op drift zijn, hoeft er maar iets te gebeuren of de kwestie keert zich toch ook tegen haar. Eén van de werkers vraagt ook prikkelend eerlijk: “Zeggen we nu dat we tegen de film zijn omdat we bang zijn voor de gevolgen of omdat we hem werkelijk verwerpelijk vinden?”

Maak een website of blog op WordPress.com