Paus Shenouda III: “God houdt van verwijt”

Onderstaande overdenking van Paus Shenouda III (1923–2012) is ontleend aan zijn boekje Heer, ……. waarom?: Overwegingen bij Psalm III, vert. J. M. Lips-Willinge (Amsterdam: Stichting Koptisch Orthodoxe Kerk in Nederland, 1995), 15–16.

GOD HOUDT VAN VERWIJT

Geloof mij, al had er niets anders gestaan in de derde psalm dan “Heer, waarom?”, dan waren die paar woorden al voldoende geruststellend geweest, die ons leren om God te verwijten…

Zie eens hoe de rechtvaardige Job God toespreekt: “Doe Uw hand boven mij weg, bedreig mij niet; en houd Uw pleidooi, dat ik andwoorden kan… welke zijn dan mijn misstappen, mijn zonden? Waarom keert Gij U af van mij en behandelt Ge mij als Uw vijand? Wilt Ge een neergewaaid blad opschrikken, achter een dorre strohalm aanzitten?” (Job 13:21-25).

Maar toch is onze goede God niet verstoord over Job’s verwijten.
Ook vindt Hij het niet beneden zijn waardigheid om ze te weerleggen. Nee, God wil graag met ons praten en debatteren. Het maakt Hem blij en gelukkig omdat verwijten een blijk zijn van liefde en intimiteit.

Soms geeft God ons een kans om Hem verwijten te maken.
Dat deed Hij met onze vader Abraham, toen hij met hem de kwestie van de verdelging van Sodom besprak en Abraham antwoordde:
“Wilt Gij werkelijk met de boosdoeners ook de rechtvaardigen verdelgen… dat kunt Gij toch niet doen! Zal Hij, die de hele aarde oordeelt, geen recht doen?” (Gen. 18:23-25).
God deed hetzelfde met de profeet Mozes toen Hij woedend was op het volk omdat zij het gouden kalf aanbaden en Hij besloot hen te vernietigen.
God sprak hierover met Mozes, maar Mozes verweet God in dezelfde woorden: “Waarom, Here, Uw toorn laten woeden tegen Uw volk dat Gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid? … Waarom de Egyptenaren laten honen: Hij heeft ze laten gaan met de boze opzet ze in de bergen te laten omkomen… laat toch Uw toorn niet langer tegen hen woeden. Zie af van het onheil waarmee Gij Uw volk bedreigt” (Exo. 32:11,12).

Heiligen redetwisten met God en bovendien:
 God roept op tot zo’n discussie in de woorden: “Komt, laat ons de zaak afhandelen, zegt de Here; al zijn Uw zonden als scharlaken, ze zullen wit zijn als sneeuw” (Jes. 1:18).

Wie vlucht voor de aanwezigheid van God, is kennelijk zonder liefde of hoop. Adam vluchtte voor de aanwezigheid van God en verborg zich uit angst, maar God riep hem om met hem te praten.
Ook Jona vluchtte voor de aanwezigheid van God, maar God riep hem, praatte met hem en berispte hem, legde hem de zaak uit en overtuigde hem (Jona 4). Men mag dus tot God zeggen: “Waarom, Heer?”, zoals David deed in de derde psalm.

Maak een website of blog op WordPress.com