Henna en maqaber

Een student gaf mij pas de trouwkaart van de zus van zijn verloofde en haar aanstaande (beiden geen bekenden van mij) en benadrukte dat ik echt welkom was. Later nodigde hij mij met vier van zijn medestudenten uit om ook de henna bij te wonen, het vrijgezellenfeest dat de avond voor de bruiloft wordt gehouden—de benaming verwijst naar de kleurstof waarmee men zich versiert. Nu was ik nog nooit bij een henna geweest en daarom besloot ik de uitnodiging te aanvaarden.

Een half uur voor vertrek naar het feest vertelt de student me dat zowel de bruid als de bruidegom een henna houden, elk in het ouderlijk huis, en dat wij de henna van de bruid bij gaan wonen. Als mannengezelschap gaan we dus naar de vrijgezellenavond van een vrouw, bedenk ik, niet wetend wat ik verder moet denken.

De reis is niet lang: per taxi gaan we over de hoofdweg via de binnenweg door de Noorderbegraafplaats naar de andere hoofdweg en vandaar lopen we de heuvelhelling op de volkswijk in, waar het feest plaats vindt op een plat dak is dat ommuurd is door hogere gebouwen.

P1190612

Midden op het dak is een zandhart gemaakt met daarboven en -onder de voorletters van bruid en bruidegom (in westers schrift, christenen zijn niet zo gehecht aan het Arabische alfabet) en daarnaast twee draakfiguren. Juist wanneer wij aankomen wordt het geheel overgoten met benzine, spuwen de draken vuur en brandt het hart van de liefde. Daarna mag het zandkunstwerk vertrapt worden door de voeten der dansers. DJ’s verzorgen snoeiharde muziek die slechts even onderbroken wordt wanneer ik als buitenlander de microfoon het bruidspaar geluk te wensen—tegen de mij uitgelegde regels in is de bruidegom ook aanwezig bij de henna van zijn aanstaande en gaat hij pas later op de avond naar zijn eigen henna.

P1190676

Tegen half tien wordt een platte schaal met kaarsjes erin binnen gebracht. Even denk ik dat het om een taart gaat, maar het blijkt dat de lichtjes in de kleurstof staan waar de avond naar genoemd is. Wie wil kan zijn of haar vinger erin steken en zichzelf met de henna versieren. Tevens worden dinerboxjes uitgedeeld met een broodje worst, een broodje kaas, een gebakje en een blikje pepsicola.

Een student vertelt mij dat een minder christelijke familie ook op alcohol en drugs zou tracteren, maar dat is hier duidelijk not done. Ondertussen zitten de heren studenten toch een beetje met het dansen. Ze worden gevraagd mee te bewegen, maar weten dat zoiets alleen binnen de veilige beschutting van ons seminarie ontspannen zou kunnen—daarbuiten moet duidelijk blijven dat de dominee (in spe) dit niet doet. Eén student deint toch even mee op de muziek maar dat mag absoluut niet op de foto. Een andere man heeft duidelijk geen aarzeling en staat ter verhoging van de feestvreugde vervaarlijk met een flink mes rond te springen. Ondertussen heb ik het gemakkelijk: als de meeste studenten bedanken hoef ik zeker niet mee te doen.

Om tien uur hebben we het wel gezien en stappen we op. Mijn oren moeten fysiek bijkomen van de muziek en een beetje lichaamsbeweging kan nooit kwaad. Aangekomen bij de hoofdweg stel ik daarom voor om lopend naar huis te gaan. Ik wijs op het licht van de moskee aan de overzijde van de begraafplaats: als we dat aanhouden komen we vlak bij het seminarie uit en kunnen we niet verdwalen.

IMG_2166

De begraafplaats op de namiddag. De grafhuisjes worden deels bewoond door grafbewakers en mensen die elders dakloos zijn geworden. IMG_2180

Lopend over de alsfaltweg door de begraafplaats brengt één van de studenten het besluit van de classis Cairo van de presbyteriaanse kerk ter sprake om vrouwen toe te laten tot het ambt. Hij heeft er zijn aarzelingen bij: los van de vraag wat de Bijbelse zwijgteksten zeggen ziet hij in de Egyptische samenleving een tendens om de publieke rol van vrouwen te verminderen. Bij de parlementsverkiezingen stonden bij de partijen van de moslimbroederschap en de salafisten de verplichte vrouwelijke kandidaten veelal op onverkiesbare plaatsen, zodat de heren in de kamerzaal de komende jaren slechts een paar dames in hun gezelschap zullen hebben—beduidend minder dan onder Mubarak, toen de verhouding ook al verre van fifty-fifty was. Hoewel de student erkent dat de kerk soms kritisch moet staan tegenover de maatschappij om op te komen voor de rechten van vrouwen, vraagt hij zich af ze nu in deze onrustige tijd zozeer tegen de stroom van de samenleving in moet varen.

Het is een ander geluid dan dat ik een paar jaar geleden van een student hoorde. Die schaamde zich voor de oubolligheid van de Egyptische kerk: “Jullie in het Westen hebben allang vrouwelijke predikanten en zelfs in Sudan hebben ze inmiddels vrouwen in het ambt bevestigd, maar hier in Egypte is ‘men’ er nog steeds op tegen.” Toen ik hem vertelde dat er zowel in de Verenigde Staten als Nederland ook nog veel kerken zonder vrouwelijke predikanten zijn, was dat voor hem een nieuw gezichtspunt.

De student nu brengt een andere vraag ter sprake: mag een vrouw ’s avonds alleen op straat zijn? Ik zeg dat dat in Nederland best mag, maar dat niet alle vrouwen zich in het holst van de nacht buiten overal even prettig zullen voelen. In Egypte is het volgens hem simpel: een vrouw die ’s avonds alleen de straat op gaat, is een slechte vrouw. Een ordentelijke vrouw laat zich door haar man of broer vergezellen. Als de student zelf ’s avonds een vrouw alleen ziet, zal hij haar niets oneerbaars aandoen maar wel denken: “Jij hoort hier niet.” “Maar als je getrouwd was en jouw vrouw een auto had, zou ze daar dan ’s avonds wel de weg mee op mogen?” vraag ik. “Het hangt ervan af,” is het antwoord, “als ze dokter was en ’s avonds laat een patiënt zou moeten bezoeken, zou ze natuurlijk om twaalf uur nog in de auto mogen zitten, maar als ze familie of een vriendin wil bezoeken, moet ze om negen of tien uur thuis zijn.”

Wanneer we halverwege de maqaber zijn—maqaber is het Arabische woord voor begraafplaats en mogelijk via het Frans de oorsprong van het Nederlandse woord “macaber”—, vraagt de student of ik in het donker hier zelf alleen zou durven lopen? “Ik zou wel voorzichtig zijn,” antwoord ik, “er is hier op de weg wel wat verkeer, maar iemand zou me kunnen overvallen.” “Maar als je zeker wist dat er helemaal geen mensen waren die je iets zouden kunnen aandoen, zou je het dan wel durven”? vraagt hij door. “Ja, dat denk ik wel,” zeg ik dapper, “ik ben niet bang in het donker.” “Zelf zou ik het niet durven,” bekent hij eerlijk, “het is tenslotte toch een begraafplaats. Mijn broer is ook echt geen angsthaas, maar terwijl hij eens alleen in het donker liep, hoorde hij achter zich het geluid van bokkenpoten. Toen hij echter omkeek, was er niets of niemand te zien.”

Juist wanneer het spookverhaal grip op mij begint te krijgen, doemt in de verte licht op en enkele minuten later zijn we weer in het rijk der levenden.

Maak een website of blog op WordPress.com