Naar de Maagd

Op het moment is het vrij rustig in Egypte. Twee jaar geleden was er met kerst een schietpartij in een kerk in Nag Hammadi en vorig jaar ontplofte in nieuwjaarsnacht een bom bij een kerk in Alexandrië, maar dit jaar zijn de feestdagen zonder grote incidenten verlopen. Iedereen houdt de adem in om wat er op 25 januari zal gebeuren, wanneer de revolutie haar eerste verjaardag viert (en Barcelona tegen Manchester United speelt [of zoiets, in elk geval een wedstrijd die voor sommige Egyptenaren belangrijker is dan het herdenken en voortzetten van de omwenteling]). Bij ons op het seminarie geven gastdocenten boeiende colleges aan de studenten en ben ik zelf bezig met taalstudie Modern Standaard Arabisch en voorbereiding van de colleges voor het voorjaarssemester. Om u toch iets te lezen te bieden volgt hieronder een stuk van het verslag van mijn reis door het Nijldal afgelopen zomer dat ik nog niet eerder had geblogd.

P1130979

Het is zes uur ’s avonds en achter in de presbyteriaanse (protestantse) kerk van een provinciestadje zit ik een flesje cola te drinken. Het liefst lag ik op een bed: of het de zon was of verkeerd voedsel of zomergriep, weet ik niet, maar ik voel me beroerd en bekaf, en heb er net twee uur reizen met drie tassen en twee overstappen van een dorpsdominee naar de student die in dit stadje dient opzitten. Mijn tijd hier zal echter zo kort zijn dat de student me de enige kans om mensen in de kerk te ontmoeten niet wil ontnemen (morgenochtend gaan we naar de Maagd en van daar zal ik zelf verder reizen). Er is nu voorin de kerk een gebedsbijeenkomst van zondagsschoolleiders en er zwermt een groep zondagsschoolkinderen in en rond de kerk. Zij hebben mij allemaal de hand geschud en zijn allerlei gesprekjes met mij begonnen, totdat de cola kwam en ik om vijf minuten rust vroeg om het flesje leeg te kunnen drinken.

De presbyteriaanse kerk is in de negentiende eeuw op initiatief van Amerikaanse zendelingen gebouwd. Het is een groot gebouw met een zeer ruim appartement voor de predikant, maar alles is nogal vervallen en de gemeente is verlopen. (De reden waarom de gemeente financieel niet geheel aan de grond zit, is, naar ik begrijp, gelegen in het feit dat een grootgrondbezitter lid is van de gemeente. Terwijl elders in het Nijldal elke familie een eigen stuk land bezit en bewerkt, kent men hier een traditie van grootgrondbezit en loonarbeid en tot vrij recent slavernij: sommige inwoners van het stadje weten nog dat hun grootvader slaaf was.)

P1130975

Sinds twee jaar komt onze student hier echter in de weekenden en volgend jaar na zijn afstuderen hoopt hij samen met zijn aanstaande een kleiner maar moderner appartement als pastorie te betrekken. Hij heeft inmiddels al een reputatie als “predikant” opgebouwd. Onder zijn leiding is het kinderwerk tot bloei gekomen. Hij doet veel bezoekwerk onder koptisch-orthodoxe christenen die weinig contact hebben met hun eigen priester. Terwijl de dorpsdominee bij wie ik was om zijn onafhankelijkheid te bewaren geen voedsel aanneemt dat gemeenteleden komen brengen, pakt de student voedsel graag aan van koptisch-orthodoxe christenen omdat het een teken is dat ze hem als protestants predikant in spé voor vol aanzien.

De zondagse erediensten worden momenteel redelijk goed bezocht omdat ze samen met de apostolischen worden gehouden, die hun eigen kerk aan het renoveren zijn. Vanwege de leerverschillen ligt een fusie tussen presbyterianen en apostolischen niet voor de hand, maar nu worden in preken de gevoelige punten vermeden en spreken de apostolischen tijdelijk niet in tongen en klappen ze niet teveel in hun handen.

Overigens heeft de student onlangs een stout stukje uitgehaald: nadat hij alle predikanten in de regio had gebeld met het verzoek het avondmaal te komen bedienen en ze allen zich hadden geëxcuseerd, heeft hij zelf het avondmaal bediend. Hij weet dat dit tegen de regels is, maar is bereid zich te verantwoorden mocht hij officieel tot de orde worden geroepen.

P1130995

Om tien uur ’s avonds sta ik tussen de platenspeler, de oude koffiemolen en het antieke serviesgoed in het privémuseum van de moeder van een zondagsschoolleidster. De dochter is koptisch-orthodox opgevoed, in de apostolische kerk tot geloof gekomen en sinds twee jaar actief in de presbyteriaanse kerk omdat daar het meest behoefte is aan haar gaven en talenten. Ze is pas drieëntwintig geworden, maar tot haar teleurstelling had niemand aan haar verjaardag gedacht, zelfs haar facebookvrienden niet. Die heeft ze overigens niet veel, want als eerbaar meisje mag ze van haar vader alleen facebookcontact hebben met familieleden en enkele heel goede vrienden. De mamma is een schat van een mens die de student graag bemoedert zolang hij nog niet getrouwd is: hij mag altijd komen eten en ze doet de was voor de presbyteriaanse kerk en zou het liefst ook de student zijn eigen kleding wassen. De ouders zijn overigens nog orthodox en de student respecteert dat: voor de maaltijd slaat hij eerst een kruisje voordat hij om een zegen vraagt en wanneer het tijd is om op te stappen slaat hij wederom een kruisje en bidt hij met zijn gezicht naar het oosten gericht. Dan blijkt dat ik toch een streepje voor heb op de student. Hij heeft het privémuseum alias de rommelkamer na al zijn bezoeken aan dit huis nog nooit gezien, maar nu ik er ben komen we de deur niet uit voordat ik alles heb bewonderd wat de moeder tevoorschijn haalt.

P1140018

De volgende morgen zijn we om zeven uur, na twintig minuten wachten op laatkomers, al weer veertig minuten op weg naar de Maagd. “We”—dat zijn de chauffeur, de student en ik voorin een microbusje met achterin twaalf krappe passagiersplaatsen die vandaag door zestien personen worden gedeeld. Tien pond (€1,20) kost het uitstapje dat wordt georganiseerd door de presbyteriaanse kerk, hoewel alle deelnemers achterin orthodox zijn. Wanneer de koptisch-orthodoxe kerk een vergelijkbare bedevaart regelt, kost het soms wel veertig pond. Op deze wijze probeert de student mensen op betaalbare wijze te bieden wat voor hen belangrijk is, mede om hen in te winnen voor de presbyteriaanse kerk. Hij heeft me gewaarschuwd dat men onderweg wellicht Marialiederen gaat zingen, maar wat ik tot nu toe heb gehoord zijn slechts protestantse opwekkingsliederen.

P1140021

“De Maagd”—dat is het klooster van de maagd Maria te Dronka, net buiten de stad Asyut. Het is gebouwd tegen een berghelling rond een grot waarin de heilige familie tijdens de vlucht naar Egypte enige tijd vertoefd zou hebben. Ik heb het eerder wel eens met een presbyteriaanse predikant bezocht en hoewel de ligging wel aardig is, vond ik het niet buitengewoon indrukwekkend. Egypte heeft mooiere kloosters en ik zou iets met Maria moeten hebben om deze plaats echt te kunnen waarderen. Nu viel mijn vorige bezoek buiten het seizoen en waren mijn begeleider en ik de enige bezoekers. Ditmaal is het hoogseizoen: de vijftiendaagse Mariavasten is gaande en dit is de tijd van de jaarlijkse bedevaart. Volgens mijn boekje komen er dan zo’n miljoen bezoekers en ik wil dat geloven.

P1140033

Mijn bezoek deze ochtend wordt echter gedomineerd door darmkrampen waar ik u de details van zal besparen maar die uiteindelijk wel tot opluchting leiden. Dat men genezing vindt bij de Maagd past goed in het koptische volksgeloof, maar dat niet zozeer de gewijde ruimte van een kerk als wel een smerig toilet voor verademing zorgt, hangt mogelijk samen met mijn protestantse ketterij.

P1140068

Dat ik als protestant een ketter ben, dat leidt geen twijfel voor de kloosterparkeerwachter: “Luther en Calvijn zijn achttiende-eeuwse nieuwlichters. Wij daarentegen houden vast aan de leer van de Schrift en de kerkvaders.” “Het Evangelie volgens Johannes zegt letterlijk dat de Geest van de Vader uitgaat en dus is het ongeoorloofd te zeggen dat de Geest ook van de Zoon uitgaat.” Mijn opmerkingen dat de zestiende-eeuwse reformatoren juist wilden terugkeren tot de Bijbel maar dat je dogmatische uitspraken niet aan één enkel vers ophangt overtuigen de man niet. Wanneer hij de voorspraak van de Maagd ter sprake brengt, merk ik op dat daar toch ook niets over in de Bijbel staat, maar het blijkt dat ik me vergis: “In Genesis 20 staat dat Abraham voor Abimelech zal bidden en op vergelijkbare wijze bidt de Maagd voor ons als wij haar daar om vragen.”

Ik merk dat de man mij helpt de koptisch-orthodoxe denkwijze enigszins te begrijpen en hoor graag meer, maar de student is deze verstokte kopt allang beu en kapt het gesprek af. De man kan alleen nog zeggen dat ik beslist eens orthodoxe boeken moet lezen, wat ik bij gelegenheid ook best wel eens wil doen—zelf zal hij niet een protestants boek inzien want hij heeft de waarheid al.

Rond het middaguur neem ik afscheid van de student en zijn medepelgrims: zij zullen nog een klooster bezoeken maar ik pak een taxi om naar de stad Asyut om een andere theologiestudent te bezoeken. Ik heb deze laatste student eerder bezocht maar weet niet meer exact waar hij woont en zijn telefoon is voortdurend in gesprek. Een straatnaam heeft hij me nooit gegeven en misschien is die er ook niet. De dag voor mijn vorige bezoek aan hem was ik in een dorp en wilde een ijverige agent weten naar wie ik op doorreis was. Hij was niet geïnteresseerd in het adres van de student maar vroeg: “Hoe heet hij? Wie is zijn vader? In welke wijk woont hij? En waar bidt hij?”—als je in Egypte weet waar iemand bidt (ter kerke of moskee gaat), is hij of zij altijd wel op te sporen.

P1140090

Aan de rand van de wijk waar we moeten zijn, stopt de taxi. Het nummer van de student geeft nog steeds de ingesprektoon. De chauffeur wil na een kwartier wachten graag verder maar kan mij niet in de brandende zon op straat dumpen. “Zet mij anders af bij een koffiehuis of restaurant in de buurt,” stel ik voor. “Dat gaat niet,” zegt hij, “het is ramadan en alles is overdag dicht.” “Rijd dan toch maar op goed geluk de wijk in, misschien herken ik iets.” En inderdaad, al snel zie ik de schotelantennewinkel van vrienden van de student, die echter rond het middaguur gesloten is. “We zijn nu vlakbij,” zeg ik, terwijl ik nogmaals de ingesprektoon krijg. “Geef mij dat nummer eens,” zegt de chauffeur ten einde raad, en meteen krijgt hij de student aan de lijn, die vervolgens binnen één minuut aan komt lopen.

P1140156

’s Avonds laat ben ik nogmaals bij de Maagd, nu niet in het klooster op de berghelling, maar op het feest in het dal. De vrienden van de schotelantennewinkel hebben de student en mij om elf uur achterop hun motoren meegenomen. “We gaan naar mooie meisjes fluiten en we gaan drinken,” werd me verteld. Nu wordt in het Arabisch het werkwoord “drinken” voor heel veel zaken gebruikt: koffie, thee, Pepsi, sigaretten, alcohol, drugs, maar vandaag zou het om de waterpijp gaan. Mij is verzocht niets aan de student zijn verloofde te vertellen en de student heeft beloofd niets tegen de rector van ons seminarie te zeggen over mijn aanwezigheid. Even heb ik geaarzeld, maar ik besefte dat dit dé kans is om een moelid, heiligenfeest, mee te maken. Ik heb al meermaals gelezen over islamitische en christelijke moelids en de belangrijke rol die ze in de Egyptische volkscultuur spelen—de moelid van de Maagd trekt zoals gezegd jaarlijks een miljoen bezoekers—, maar ben er nog nooit geweest.

P1140157

P1140171

Uiteindelijk blijkt alles heel braaf te zijn: we komen op een rustig terrasje terecht zonder jongedames die de aandacht trekken. Waterpijp wordt niet gerookt. Een enkeling vraagt om alcoholvrijbier maar dat is niet op voorraad en daarom drinken we uiteindelijk allemaal slechts een flesje cola. We lopen langs de botsautootjes, maar de vrienden vinden vijfenveertig cent voor vijf minuten te duur en het lijken mij ook meer modelletjes voor kinderen. De braderie is aardig: tussen de nootjes, het snoepgoed en het speelgoed staat ook een boekenkraam van het Bijbelgenootschap en op diverse plaatsen kun je kruisjes op je polsen en heiligenafbeeldingen op je armen laten tatoeëren. (Mij wordt echter ontraden dit te laten doen: bij een markttattoo kun je hepatitis-C cadeau krijgen.)

P1140179

P1140183

Goed twee uur zijn we weer thuis bij de student en twaalf uur later zijn we op weg naar de ouderlijke woning van één van de vrienden van de schotelantennezaak, waar we voor de lunch zijn uitgenodigd. Met z’n drieën op de motor laveren we door de steeds smaller wordende straten en steegjes totdat we precies voor de huisdeur stoppen.

P1140191

De braafheid vannacht kwam voor mij niet helemaal als een verrassing: ik had de student vooraf zelf tegen zijn verloofde horen zeggen waar hij heen zou gaan. Toch heb ik nog een vraag aan de vriend: “Als ik er niet bij was geweest, hadden jullie dan wel waterpijp gerookt?” Hij antwoordt: “Nee, mijn longen zien nog zwart, maar ik ben echt gestopt met roken. En mijn maat is vrijwilliger in de kerk—die weet zich ook wel te gedragen.” En wat betreft de student: “Dat is een goede jongen die mensen bij God wil brengen. Hij zou wel graag een motorfiets hebben net als wij, maar als toekomstig predikant kan hij dat niet maken.”

P1050628

Maak een website of blog op WordPress.com