Een ouderling klopt aan de bij de pastorie in gezelschap van een moslimfamilie: “Hier zijn een vader en een moeder en een tienerzoon en een broer van de vader,” zegt de ouderling tegen de jonge predikant, “ze hebben al op verschillende plaatsen hulp gezocht, maar steeds zonder resultaat. De zoon is bezeten en nu is de vraag of u de duivel uit kunt drijven.”
“Kom allemaal binnen en vertel eerst eens rustig het verhaal,” zegt de dominee. De vader neemt het woord: “Mijn zoon rent ’s avonds regelmatig rond tien uur opeens het huis uit het veld in. Na een paar uur komt hij terug zonder te vertellen wat hij heeft gedaan of waarom hij weg is gerend. Pas ben ik hem achterna gelopen en zag ik hem bevend zitten. Toen ik hem vroeg wat er was, begon hij hevig te schudden en schokken, maar zei hij niets. Er moet een satan in hem wonen.”
“Hebben jullie hem misschien slecht behandeld,” vraagt de predikant voorzichtig. “Nee, natuurlijk niet,” zegt de moeder, “hij is mijn lieveling.” “Hij is mijn trots,” roept de vader en de oom voegt toe: “Hij is voor mij als een eigen zoon.” Terwijl de volwassenen dit zeggen, kijkt de dominee naar de jongen en wanneer de oom spreekt, ziet hij angst in zijn ogen. Hij voelt dat hier wellicht de sleutel ligt en zegt: “Ik zou de jongen graag onder vier ogen spreken.”
“Wanneer is het begonnen dat je ’s avonds de deur uitrent,” vraagt hij wanneer ze alleen zijn. “Alweer een paar jaar geleden, toen ik nog klein was,” zegt de jongen, terwijl hij begint te bibberen. “Wat zei je vader er toen van?” “Die was er niet, want hij werkte in Koeweit.” De jongen begint onstuimig te schudden en de predikant vraagt zicht af of er misschien echt een duivel in hem zit. Maar hij besluit door te vragen: “En je oom, zorgde die dan voor je?” De jongen beeft slechts, maar de dominee moedigt hem aan: “Je kunt hier rustig spreken.” Uiteindelijk vertelt de jongen: “Mijn oom kwam ’s avonds vaak even naar de kamer waar mijn moeder en ik zaten en hij stuurde me dan weg, soms voor een boodschap, maar vaak ook door me uit te schelden en bang te maken, en dan rende ik het huis uit.” “En je moeder?” “Die zei niets. Ik weet niet of ze niet durfde of dat ze het met mijn oom eens was.” “Weet je vader dit?” “Nee, natuurlijk niet, mijn oom zou me doodslaan als ik hem erover vertelde.” “Ik wil toch met je vader praten.”
De predikant roept de vader erbij en vertelt wat hij te weten is gekomen. “Wat betreft je zoon: wees gerust, er huist echt geen duivel in hem, maar hij heeft wel hulp nodig: hier is het adres van een psycholoog.”
De psycholoog komt tot een zelfde conclusie als de dominee over wat er speelt en helpt de jongen zijn angsten te begrijpen en overwinnen. De predikant is blij dat hij niet heeft geprobeerd met een machtswoord de duivel uit de jongen te verdrijven: mogelijk had dat zijn gedrag beïnvloed, maar het eigenlijke probleem zou niet zijn aangepakt.
Dit verhaal verscheen eerder in “De Bijbel open in het land van de Nijl,” nummer 9 (augustus 2011).