Vrijdag 5 augustus, half vier. Aangekomen bij het ouderlijk huis brengt de broer mij meteen naar de bovenkamer op het dak, alwaar ik word verwelkomd door een emeritus-predikant en enkele (oud-)studenten die van de Fayoum tot Sohag (d.w.z. half Opper-Egypte) zijn gekomen om de verloving van hun studiegenoot bij te wonen.
De emerituspredikant heeft elders gediend maar is teruggekomen naar zijn geboortegrond om de integrale dorpsontwikkeling te bevorderen. Zijn droom is dat er in elke provincie of kerkelijke classis een modeldorp ontstaat waarin alle aspecten van het dorpsleven en de dorpscultuur worden ontwikkeld en dat deze dorpen dan weer uitstraling zullen hebben op heel Opper-Egypte. Het klinkt boeiend, hoewel het mij in onze korte ontmoeting niet duidelijk wordt waar hij concreet op insteekt en hoe zijn streven zich verhoudt tot ander ontwikkelingswerk en kerkelijk opbouwwerk in Opper-Egypte.
Hij blijkt ook enige tijd parttime docent dogmatiek aan ons seminarie te zijn geweest. Wanneer ik vertel dat een Egyptische collega van mij nu bezig is met een proefschrift over de verzoeningsleer en dat onderwerp doceert in de predikantsopleiding, zegt hij dat hij zelf bewust colleges pneumatologie en eschatologie heeft gegeven: Egyptische protestantse christenen maken van de verzoeningsleer geen probleem maar zitten vol vragen over het werk van de Heilige Geest en de leer der laatste dingen. De presbyteriaanse kerk, waar ons seminarie toe behoort, volgt in deze zaken de hoofdstroom van de gereformeerde traditie, terwijl bijvoorbeeld de “broeders” (de Vergadering van Gelovigen) een letterlijke opvatting van het duizendjarig rijk voorstaan en de “charismatischen” (de apostolische kerken en pinkstergemeenten) openstaan voor het spreken in tongen.
Omdat er nogal wat kerkelijk grensverkeer is en de christelijke satelietkanalen elke opvatting bij ieder in huis brengen, kan ik me de verwarring en de behoefte aan oriëntatie op deze punten goed voorstellen. Ik maak deze reis ook om te ontdekken hoe ik mijn colleges nog relevanter kan maken voor christenen in de context van Egypte. Wat dat betreft neem ik de adviezen van deze predikant graag ter harte. Tegelijk wil ik studenten het besef bijbrengen dat theologie zoveel meer is dan de mand binnenprotestantse twistappels die men meestal van huis uit al kent.
Het theologisch gesprek wordt onderbroken door de vraag of we onze handen willen wassen. Dit betekent dat ons die van verre zijn gekomen een lunch zal worden voorgezet en het antwoord op de vraag is automatisch “ja.” Nu is er in de bovenkamer geen stromend water en daarom worden buiten op het dak een emmer een kan en een schaal neergezet en gieten wij elkaar het water over de handen.
De lunch bestaat uit rijst, vlees en salade, maar de trots is het brood. In heel Egypte kent men het standaard boerenbrood dat plat en rond is met een doorsnee van 15-25 cm en een dikte van 1 cm. Tijdens het bakken is het van binnen gevuld met lucht zodat het uit twee laagjes bestaat van elk een halve centimeter. Voor consumptie wordt het brood doorgesneden tot twee halve rondjes die vanwege de dubbellaagsstructuur een soort zakjes vormen en die worden gevuld met bonen, salade of wat dan ook tot een geheel dat sandwich wordt genoemd. In Opper-Egypte kent men echter nog twee broodsoorten. Beroemd is het zonnebrood: dat heeft een doorsnee van 30-35 cm en is 4-5 cm dik, wordt in hompen gegeten die eventueel in soep of saus worden gedoopt, en ontleent zijn naam aan zijn uiterlijke gelijkenis met de zonneschijf, die in het Oude Egypte werd vereerd als god. Het toppunt van bakkunst is echter het wagenwielvormige brood dat een doorsnee van zeker 60 cm heeft en niet meer dan 0,3 cm dik mag zijn. Men scheurt er een stuk af dat men vervolgens verder verscheurt tot kleine stukjes waarmee men bijvoorbeeld wat groente beetpakt om brood en groente samen op te eten. Het is deze laatste broodsoort die wij vandaag voorgezet krijgen.
Een student vraagt mij of ik wel eens eerder zulk groot brood gegeten heb. Helaas voor hem is mijn antwoord “ja”—ik ben nu eenmaal niet voor het eerst in het Nijldal. Niettemin zet ik dit brood graag nog eens met hem op de foto.