Enkele reis Mallawi

Afgelopen maandag is oom Adli, de oudste “werker” op ons seminarie, voor mij naar het station geweest om een treinkaartje te kopen voor omgerekend € 3,50. Hiermee mag ik morgen van Cairo bijna driehonderd kilometer naar het zuiden reizen, naar de stad Mallawi in de provincie Minya. Voor dit geld zit ik in de aircocoupé, maar heb ik wel alleen een enkele reis.

Mallawi moet men natuurlijk niet verwarren met het land Malawi dat nog weer enkele duizenden kilometers zuidelijker ligt. De stadsnaam wordt op twee manieren uitgesproken: Malwi en Màllawi. Geschiedenisleraar en hulpsapschenker-tijdens-de-ramadan Abd el-Fatih heeft mij er gisteren van overtuigd dat de tweede uitspraak de officiële is. Al teveel doet het er ook weer niet toe: Mallawi is morgen wel mijn eindstation, maar niet mijn einddoel.

’s Avonds hoop ik het verlovingsfeest van één van onze studenten bij te wonen in een dorp ten oosten van de Nijl. Zelfs op mijn meest gedetailleerde kaart van Egypte is dit dorp niet te vinden. De student in kwestie heeft me al wel verteld dat er een brug is zodat ik niet in een wankel bootje de Nijl over hoef, maar een lijndienstbus loopt er zeker niet naar het dorp en hoe ik er dan wel kom, weet ik nog niet. Echter, de cultuur kennende mag ik er blind op vertrouwen dat vervoer vanaf het station voor mij wordt geregeld.

Na het verlovingsfeest hoop ik een dorp verderop te overnachten bij ds. Hanna, een jonge predikant die vorig jaar bij ons is afgestudeerd (in het Arabisch is Hanna een mannennaam, afgeleid van Johannes). In de loop van de zaterdag hoop ik in Hoer aan te komen, een groot dorp ten noordwesten van Mallawi, dat wel op de kaart staat (als Hor, Hoor, Hur of Hūr). Daar hoop ik de zondag over te verblijven bij ds. Emile, die ik een kleine drie jaar geleden ook al eens heb bezocht, tijdens mijn allereerste reis naar Opper-Egypte. Over de kerkdiensten hebben we dit keer niet gesproken en ik neem stilzwijgend aan dat dit betekent dat mij het woord zal worden gegeven.

Vanaf maandag wordt het spannend. Ik heb anderhalve uitnodiging om de zondag erop in twee dorpen zo’n honderd kilometer ten zuiden van Mallawi te zijn. In die omgeving zijn veel protestantse kerken waar onze oudstudenten dienen en onze studenten een zomerstage lopen. Hoe en waar ik de tijd tussen de twee zondagen door zal brengen, weet ik nog niet. Een van de studenten heeft me verzekerd dat ik voor maandag geen kaartje terug naar Cairo hoef te reserveren. Hij zal met enkele vrienden morgen het verlovingsfeest bijwonen en dan zullen ze een Opperegyptisch weekprogramma voor mij samenstellen. Dat klinkt aanlokkelijk avontuurlijk, alleen is het sub conditione dissertationis: mocht blijken dat enkele zaken betreffende mijn proefschrift snel aandacht vragen, dan gaan die voor. Ik weet dus nog niet of ik volgende week een ezel zal berijden of een muis zal besturen.

Overigens ben ik voornemens de komende dagen blogs te blijven schrijven om u in te wijden in het Egypte waar de toeristen niet komen. Voorwaarde is natuurlijk wel dat het mobiele internet niet teveel hapert en mijn programma niet te overladen wordt. Hoe dan ook, als u niets wilt missen, plaatst u zich dan met de knop onderaan de rechterkolom op de emaillijst: u wordt dan automatisch geïnformeerd als er een nieuwe blogpost is. Om u alvast te laten delen in de voorpret geef ik hieronder het verslag van mijn eerste bezoek aan Hoer, in oktober 2008:

HET DORP HOER

Afgelopen weekend was ik in het dorp Hoer, 250 km ten zuiden van Cairo. In de acht weken dat ik nu in Egypte ben, was dit wel een van de meest bijzondere ervaringen.

Laat ik eerst vertellen hoe ik in het dorp terechtkwam. Hoer wordt niet vermeld in reisgidsen, het ligt niet aan een hoofdweg en het heeft zelfs geen busverbinding. De jeugd leert tegenwoordig op school wel Engelse zinnetjes als “How are you?” en “What is your name?”, maar verder kun je met het overgrote deel van de inwoners toch alleen in het Arabisch communiceren, een taal die ik op dit moment nog slechts ‘swaje swaje’ spreek. Iemand die wel behoorlijk Engels spreekt is ds. Emile (29). Hij is sinds drie jaar predikant van de presbyteriaanse kerk in het dorp. Vorig jaar is hij getrouwd met Marianne en vier maanden geleden is hun dochter Elizabeth geboren. Vier weken geleden is hij begonnen aan een vervolgopleiding op het gebied van Bijbeluitleg. Elke week gaat hij op maandagavond naar het Evangelical Theological Seminary in Cairo. Dinsdags en woensdags volgt hij daar college en woensdagavond gaat hij weer terug naar Hoer. Hij is één van de studenten met wie ik dit najaar het bijbelboek Jesaja behandel en het leek hem al snel een aardig idee om mij als zijn docent uit te nodigen voor een bezoek aan zijn dorp. Afgelopen zaterdag was het dan zo ver.

Hoor 285a

Na een treinreis van ruim vier uur ontmoet ik Emile op het station van een naburig stadje. Hij staat erop dat hij mijn koffer zal dragen. Eén van de leden van zijn gemeente heeft een auto en staat buiten het station te wachten om ons naar Hoer te brengen. Na een goed half uur komen we aan in het dorp. De laatste paar straten zullen we moeten lopen, omdat ze te smal zijn voor een auto. Maar als we uitstappen, komt er net een man met een fiets aan die mijn koffer op de bagagedrager zet en aflevert bij het huis van de dominee.

Hoor 270n

Op zondagmorgen is het om tien uur kerk. Emile leidt de dienst maar hij heeft mij gevraagd de preek te houden. Ik spreek in het Engels en hij vertaalt in het Arabisch. De kerk zit vrij vol. Later hoor ik dat enkele mensen op zaterdag de gemeente rond zijn gegaan om te vertellen dat er vandaag een gast uit het buitenland is.

Na de dienst ga ik met Emile mensen thuis bezoeken. Ik heb het gevoel dat de tijd hier minstens een eeuw heeft stilgestaan. De smalle straatjes, de ezeltjes, de kleine kamertjes, de gastvrijheid, de dorpsroddels, de dominee die zomaar overal binnen kan lopen—het lijkt niet van deze tijd, maar ook hier is het 2008.

Hoor 259n

Bittere armoede krijg ik niet te zien. Emile neemt me alleen mee naar mensen die mij een fatsoenlijke zitplaats op een bank of stoel kunnen aanbieden. Bovendien is Hoer voor een Egyptisch dorp redelijk welvarend. Auto’s zijn hier geen gemeengoed en computers en koelkasten evenmin: Emile schat dat er in dit dorp met dertigduizend inwoners dertig computers zijn. Maar de meeste mensen hebben wel een TV met schotelantenne. Het nieuws dat Aboutaleb is voorgedragen als burgemeester van Rotterdam is hier dan ook al doorgedrongen. ‘Hoe kunnen jullie in Nederland zo oerstom zijn om een moslim op zo’n positie te benoemen?’ vraagt een man zich af. ‘Hebben jullie niet door dat moslims wel mooi kunnen praten, maar dat ze de macht over zullen nemen zodra ze de kans krijgen?’ Wilders zou het hier niet slecht doen… Via de schotelantenne zijn ook zes of zeven christelijke Arabische zenders te ontvangen. Een nadeel hiervan is dat christenen de noodzaak van kerkgang soms niet meer zien: ‘We hebben hier in huis zes kerken, waarom zouden we dan de deur nog uitgaan?’

Over het algemeen komen de gemeenteleden echter juist trouw naar de kerk. Voor een deel is het oprechte vroomheid. Maar mensen willen ook een goede indruk maken: als je hoopt dat een fatsoenlijke jongeman om de hand van je dochter komt vragen, dan moet je natuurlijk ook laten zien dat ze uit een voorbeeldig gezin komt. Bovendien is er in Hoer verder weinig vertier. De kerk is een belangrijke ontmoetingsplek, ook door de week. Tijdens een bezoek moppert één van de ouders dat hun zoon zo vaak naar de kerk gaat dat zijn schoolwerk eronder leidt.

Hoor 255

’s Avonds om half acht is het weer kerk en er blijken nu nog meer kinderen dan ’s ochtends te zijn. Maandagmiddag is het weer tijd om naar Cairo te gaan. Van de mensen in het dorp mag ik nog wel een week blijven, maar het gewone werk roept. Het weekend was niet direct ontspannend, maar wel uiterst leerzaam. En het was ook gewoon goed.

(Dit verslag verscheen eerder in: De Bijbel open in het land van de Nijl, nummer 1, oktober 2008.)

Maak een website of blog op WordPress.com