Ongeveer zestig jaar geleden schreef de latere Nobelprijswinnaar Naguib Mahfouz (1911–2006) zijn beroemde Cairo-trilogie. Aan het begin van dit werk beschrijft hij de relatie van een vrouw tot haar echtgenoot als volgt:
Het was haar taak hem te gehoorzamen zonder voorbehoud of voorwaarde. (…) Ze raakte ervan overtuigd dat het normaal is dat in een persoon de eigenschappen ‘echte manlijkheid,’ ‘tirannie’ en ‘uitgaan tot na middernacht’ verenigd zijn. Na verloop van tijd werd ze trots op alles wat hij uitvrat, of het haar nu beviel of bedroefde. Wat er ook gebeurde, zij bleef de liefhebbende, gehoorzame en onderdanige echtgenote. Zonder enige spijt verzoende ze zichzelf met een type zekerheid dat gebaseerd is op onderwerping.
Mahfouz schetst de sfeer van het Egypte van voor de revolutie van 1952, maar was dit ook niet het Egypte van voor de revolutie van 25 januari 2011?