Onderstaande berijming van Psalm 47 bevat tal van nieuwtestamentische motieven en leent zich ervoor om met Hemelvaart, wezenzondag en Pinksteren of bij zendingsbijeenkomsten te worden gezongen. Mocht u zien dat dit of dat woordje nog kan worden verbeterd om de bruikbaarheid te vergroten, dan hoor ik het graag.
1 Volken, klap de hand,
zing van land tot land,
jubel overal
bij bazuingeschal:
Jakobs God, de HEER,
Hem zij alle eer!
Kom en buig de knie
voor de Koning die
volken voor zijn voet
biddend bukken doet –
zijn geliefden leidt,
ons een plaats bereidt.2 Zing, want voor ons oog
voer de Heer omhoog.
Wat staar je verweesd?
Zing, want het is feest!
Hoor, hoe hoorngeschal
galmt door het heelal.
Kom en buig de knie
voor de Koning die
naast zijn Vader zit,
voor zijn broeders bidt,
aan zijn vrienden denkt,
ons de Trooster schenkt.3 Zing, want het is feest:
God werkt met zijn Geest.
Volken worden tot
volk van Abrams God
Vorsten gaan in stoet
hun Vorst tegemoet,
staan in volle pracht
voor hun God op wacht,
komen tot zijn troon,
buigen voor de Zoon,
prijzen Hem als Heer,
tot zijns Vaders eer.
De hier volgende toelichting laat zien hoe de berijming is gebaseerd op de Bijbeltekst van Psalm 47 en welke nieuwtestamentische verzen meeklinken. Tenzij anders aangeduid zijn de teksten gegeven in de Herziene Statenvertaling.
Vers 1
Volken, klap de hand: Psalm 47 begint onberijmd met “Alle volken, klap in de handen” en heeft een Geneefse melodie met korte (halve) versregels van slechts vijf lettergrepen die uitnodigt tot daadwerkelijk meeklappen. Dat “klap in de handen” hoort dus echt meteen aan het begin van de berijming een plaats te krijgen. Klap de hand geeft het kort en krachtig weer. Een criticus zal misschien opmerken dat we in het Nederlands “in de handen klappen” zeggen en dat met één hand klappen fysiek vrijwel onmogelijk is. De Hebreeuwse grondtekst heeft hier echter wel een enkelvoud en is heel letterlijk te vertalen als “sla de handpalm.” Dat is wellicht op te vatten als “sla [met je ene hand op] de palm [van je andere hand].”
Zing van land tot land, jubel overal: “Juich voor God met luide vreugdezang” (PS 47:2b).
… van land tot land: Dit is een berijming van “alle” in “alle volken” aan het begin van de psalm en tegelijk van “de hele aarde” in vers 3 en 8. Het suggereert tevens een (missionaire) beweging en is daarmee een vooruitwijzing naar de derde strofe.
Bij bazuingeschal: “… onder bazuingeschal” (Ps 47:6b).
Jakobs God …: “… Jakob, die Hij heeft liefgehad” (Ps 47:5b).
… de HEER, Hem zij alle eer: “De HEERE, de Allerhoogste, is ontzagwekkend” (Ps 47:3a).
Kom en buig de knie: “… opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie” (Fil 2:10).
Voor de Koning die volken voor zijn voet biddend bukken doet: “Hij onderwerpt volken aan ons, Hij brengt natiën onder onze voeten” (Ps 47:4); “Hij moet Koning zijn, totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd” (1 Kor 15:25).
Zijn geliefden leidt, ons een plaats bereidt:“Hij kiest voor ons ons erfelijk bezit uit: de glorie van Jakob, die Hij heeft liefgehad” (Ps 47:5).
Geliefden: “heb … Ik u liefgehad” (Joh 15:9).
Ons een plaats bereidt: “Ik ga heen om u plaats te bereiden” (Joh 14:2 SV).
De tweede helft van deze strofe zou ook kunnen luiden:
Hij die voor zijn voet
vorsten bukken doet.
Volken, buig de knie
voor de Koning die
zijn geliefden leidt,
ons een plaats bereidt.
Oordeelt u zelf wat beter is.
Vers 2
Zing: “Zing psalmen voor God, zing psalmen” (Ps 47:7a).
… want voor ons oog voer de Heer omhoog: “God vaart op onder gejuich, de HEERE vaart op onder bazuingeschal” (Ps 47:6); “… werd Hij opgenomen terwijl zij het zagen” (Hand 1:9).
Voer: De NBV gebruikt in Psalm 47:6 de verleden tijd (“steeg op”), in de Hebreeuwse grondtekst staat het werkwoord in de voltooide tijd. Bij het opstijgen of omhooggaan van God in de oudtestamentische context van Psalm 47:6 wordt gewoonlijk gedacht aan een processie van de ark de tempelberg op.
Heer: Men kan dit woord hier al dan niet met allemaal hoofdletters denken (vergelijke “HEER” in de eerste strofe en “Heer” in de derde). In Nederlandse Bijbels is het gebruikelijk om in het Oude Testament de naam JHWH met allemaal hoofdletters te vertalen (HEERE of HEER) en in het Nieuwe Testament de naam/titel Kyrios met alleen een beginhoofdletter (Heere, Heer). Denkt men hier in de tweede strofe vooral aan Psalm 47:6b, dan zijn vier hoofdletters gepast; denkt men al vooruit aan de hemelvaart van Christus en bijvoorbeeld Filippenzen 2:11 (“… en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is”) dan is alleen de beginhoofdletter meer in lijn met de spellingsgewoonten in Nederlandse Bijbels (in het Hebreeuws bestaat er geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters en in het Grieks was dit in de tijd van het Nieuwe Testament ook nog niet in gebruik).
Wat staar je verweesd: “Waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel?” (Hand 1:11). “Ik zal U niet als wezen achterlaten” (Joh 14:18).
Zing, want het is feest: “Zing psalmen voor onze Koning, zing psalmen” (Ps 47:7b).
Hoor, hoe hoorngeschal galmt door het heelal: “… steeg op bij hoorngeschal” (Ps 47:6b NBV). In het heelal dat astronomen doorzoeken en astronauten doorkruisen kan hoorngeschal waarschijnlijk niet weergalmen, maar in de Bijbelse beeldtaal van met name het Nieuwe Testament is hoorn- of bazuingeschal in de hemel wel voorstelbaar.
Kom en buig de knie: “… opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie” (Fil 2:10).
Voor de Koning die: “Zing psalmen voor onze Koning” (Ps 47:7b); “Hij moet Koning zijn” (1 Kor 15:25).
Naast zijn Vader zit, voor zijn broeders bidt, aan zijn vrienden denkt: “Die ook aan de rechterhand van God is, die ook voor ons pleit” (Rom 8:34).
… broeders: “de Eerstgeborene … onder vele broeders” (Rom 8:29).
… vrienden: “U bent mijn vrienden” (Joh 15:14).
Ons de Trooster schenkt: “de Trooster … die Ik u zenden zal van de Vader” (Joh 15:26).
Ons: Vergelijk het gebruik van de eerste persoon meervoud in “onze Koning” (Ps 47:7b).
Vers 3
Zing, want het is feest:“Zing een feestelijk lied” (Ps 47:8b NBV); “Toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd …” (Hand 2:1).
God werkt met zijn Geest: “Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees” (Hand 2:15); “De Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal … van Mij getuigen” (Joh 15:26).
Volken worden tot volk van Abrams God: “God regeert over de heidenvolken; … de edelen van de volken voegen zich bij het volk van de God van Abraham” (Ps 47:9a,10ab); “Velen zullen komen van oost en west en zij zullen aan tafel gaan met Abraham, Izak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen” (Matt 8:11).
Vorsten gaan in stoet: “De vorsten van de volken zijn bijeen” (Ps 47:10a NBV).
… in stoet hun Vorst tegemoet: Vergelijk de zinsnede “in een blijde stoet uw Koning tegemoet” in Psalm 149:1 in de berijming van 1967 en het adventslied “Gaat, stillen in den lande, uw Koning tegemoet.” Misschien laat dit derde vers van de berijming van Psalm 47 zich ook tijdens de advent zingen of, als men hier aan de wijzen uit het oosten denkt, met kerst.
Staan in volle pracht: “De koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid en eer” (Openb 21:24).
Voor hun God op wacht:“Zijn schildwachten zijn ze op aarde” (Ps 47:10c NBV).
Komen tot zijn troon:“God zetelt op zijn heilige troon. De vorsten van de volken zijn bijeen” (Ps 47:9b,10a NBV); “Een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam” (Openb 7:9).
Buigen voor de Zoon:“… opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie” (Fil 2:10).
Prijzen Hem als Heer, tot zijns Vaders eer: “Hij is zeer hoog verheven!” (Ps 47:10d); “… en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader” (Fil 2:11).