
Psalm 58 als protest tegen slavernij in Amerika, als oproep om op Groen van Prinsterer te stemmen, als tekst in een overlijdensbericht, als antwoord op een verbod om “opwekkingsliederen” te zingen – wie in kranten- en tijdschriftenbank Delpher de receptie van een psalm onderzoekt, komt heel wat tegen.
In de collectie “kranten” van Delpher levert vandaag (10 april 2019) de zoekopdracht “psalm 58” 67 resultaten op, “ps 58” 98, “psalm lviii” 1 en “ps lviii” eveneens 1.
Wat betreft de laatste twee resultaten: “ps lviii” geeft een treffer in Mooi Limburg van 10 juni 1939, in een passage die wordt geciteerd uit De navolging van Christus van Thomas à Kempis. Het blijkt echter om Psalm 58:17 volgens de nummering van de Vulgata te gaan, dus Psalm 59:17 volgens de thans algemeen gebruikelijke nummering. “Psalm lviii” geeft een treffer in het “godsdienstig-staatkundig dagblad” De Tijd van 19 maart 1879. Het betreffende bericht is een verslag van de begrafenis van mevr. Groen van Prinsterer, de weduwe van de bekende politicus en historicus. Volgens dit verslag werd “de plechtigheid door het zingen van vers 2 van Psalm LVIII” besloten. In de berijming van 1773 luidt dit vers:
Neen; gij smeedt ongerechtigheden
In ’t harte, dat van boosheid zwelt;
Gij weegt op aard’ uw snood geweld,
In schijn van billijkheid en reden.
God’lozen zijn van God vervreemd,
Zo ras hun leven aanvang neemt.
Je vraagt je voorzichtig af: zou dit echt zo gezongen zijn bij deze begrafenis? Het gaat niet om foutje in de tekstherkenning: psalm- en versnummer staan echt zo op de scan van de krantenpagina. Maar zou het om een zetfout in de krant kunnen gaan of het werk kunnen zijn van een onzorgvuldige verslaggever? Wie de berijmde psalmen kent, heeft ongetwijfeld al een idee wat er mis moet zijn gegaan: zou de X zijn weggevallen in de krant en zou feitelijk “vers 2 van Psalm LXVIII” zijn gezongen? Dat vers begint met: “Maar ’t vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielevreugd, daar zij hun wens verkrijgen.” En inderdaad – we hoeven niet te gissen –, volgens De Standaard van 21 maart 1879 werd “het tweede vers van den 68sten Psalm” aangeheven.
(Geheel terzijde: dit laatste laat zien dat als je alle verwijzingen naar een bepaalde psalm in Delpher wilt vinden, je ook nog rekening houden met aanduidingen als “68sten Psalm” en “68ste Psalm” – uiteraard vond ik het artikel in De Standaard in dit geval op een andere manier, door te zoeken naar berichten over “Groen van Prinsterer” in maart 1879.)
Wat betreft de 67 resultaten voor “psalm 58” en de 98 resultaten voor “ps 58”: de gecombineerde zoekopdracht “psalm 58” OR “ps 58” levert geen 165 treffers op maar 164 omdat er één artikel is dat zowel een treffer voor “psalm 58” als voor “ps 58” bevat (dit is overigens een artikel waarin het feitelijk gaat om Psalm 5:8 [genoteerd als “Psalm 5.8” en “Ps. 5.8”], zie Nieuw Israelitisch Weekblad van 19 januari 1940).
De 164 resultaten zijn in Delpher geclassificeerd als 10 familieberichten, 19 advertenties en 135 artikelen. Laten we de resultaten soort voor soort nalopen.
Familieberichten
Zoals ik gisteren (“dag 30”) al noemde gaat het bij de vijf familieberichten die je met de zoekopdracht “Psalm 58” vindt in vier gevallen om een tekstherkenningsfout en in één geval om een zetfout. Bij de vijf familieberichten die je met “Ps 58” vindt, gaat het in drie gevallen ook om een tekstherkenningsfout, maar in de andere twee gevallen is echt Psalm 58 bedoeld. Het gaat hierbij om één rouwadvertentie die op 24 oktober 1983 zowel in De Volkskrant als in Trouw is verschenen en die door de Diocesane Pastorale Raad van het bisdom Haarlem is geplaatst vanwege het overlijden van monseigneur Zwartkruis. In deze advertentie wordt uit Psalm 58 aangehaald: “Wie trouw houdt is rijk, want God bestaat en hij beslecht op aarde het pleit.” Dit is (bijna letterlijk) de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde (opgenomen in de Willibrordvertaling van 1975) van Psalm 58:12. In de Herziene Statenvertaling (HSV) luidt dit vers: “De mens zal zeggen: Ja, er is loon voor de rechtvaardige! Ja, er is een God Die op de aarde recht doet!” Dat past misschien niet zo gemakkelijk in een rouwbericht – bij de vertaling van Gerhardt en Van der Zeyde kun je je de keus gemakkelijker voorstellen, vooral door het woordje “trouw.” Misschien mag je er een zinspeling op Openbaring 2:20 in horen, in de HSV vertaald als: “Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven.”
Een gewone Google-zoekopdracht naar “Wie trouw houdt is rijk” laat zien dat Psalm 58 in de vertaling van Gerhardt en Van der Zeyde nogmaals in een rouwadvertentie is gebruikt, in de Leidse Courant van 7 mei 1990, in het overlijdensbericht van zuster Auxilia Rekvoort (Ursuline van Bergen). Hier luiden de woorden: “Die trouw bleef – zij draagt vreugd. Já! Wie trouw houdt – is rijk” (een combinatie van het begin van vers 11 en een deel van vers 12) – woorden die bij de getijden in het klooster wellicht al talloze malen hadden geklonken.
Advertenties
Van de negentien advertenties met een treffer voor “Psalm 58” of “Ps 58” in de krantencollectie van Delpher zijn er slechts twee waarin Psalm 58 daadwerkelijk wordt genoemd. Deze zullen we hieronder inhoudelijk bespreken. Wat betreft de overige zeventien zoekresultaten:
In acht advertenties is de zoekterm “ps 58” terecht herkend, maar heeft ps een andere betekenis: in negentiende-eeuwse advertenties komt “ps” voor als afkorting in verband met partijen koffie en in advertenties uit de tweede helft van de twintigste eeuw gaat het om elektrische apparaten met modelnummer “PS 58” en auto’s met “PS-58” als onderdeel van het kenteken.
In negen gevallen is er sprake van een probleem met de tekstherkenning. Eén hiervan is gevonden met de zoekterm “psalm 58” terwijl het in de advertentie om Psalm 56 blijkt te gaan (dit is overigens een rouwadvertentie die je in Delpher eerder onder “familieberichten” dan onder “advertenties” zou hebben verwacht). De andere acht zijn gevonden met de zoekterm “ps 58” waarbij de cijfers meestal wel kloppen, maar “ps” verkeerd herkende tekst is en de advertentie in kwestie dus geen enkele relatie met een psalm heeft.
Al met al levert de zoekterm “ps 58” dus heel veel ruis op als je op zoek bent naar advertenties waarin Psalm 58 wordt genoemd, terwijl dit bij de zoekterm “psalm 58” maar in één geval gebeurt. Tegelijk leveren beide zoektermen elk één wel relevant resultaat op.
In het Algemeen Handelsblad van 13 februari 1855 staat een advertentie in de vorm van een ingezonden brief waarin F. W. G. Linck (“democraat en vrijzinnig publicist”) zich kritisch uitspreekt over de gang van zaken in het proces tegen Mozes Salvador en Simon Fongers (zij werden vervolgd wegens laster – destijds een geruchtmakend proces, zie de kranten in Delpher uit die tijd) en hij en passant nog een heel aantal zaken aankaart. Hij verwijst daarbij naar een artikel in het weekblad de IJ- en Amstelbode een week eerder waarin onder andere Psalm 58:1 uit de berijming van 1773 werd aangehaald en hij herinnert eraan dat de rechters dit toch ook in hun kerkboeken hebben staan:
O gij vergadering! gezeten
Om regt te doen, spreekt gij het regt?
Wordt alles billijk aangelegd?
Kwijt ieder zich naar zijn geweten?
En vonnist gij wel inderdaad,
Zoo als met wet en regt bestaat?
(De cursiveringen zijn van Linck, wiens hele brief doorspekt is met schuingedrukte woorden.)
De andere advertentie waarin Psalm 58 wordt genoemd is een kort bericht in de Leeuwarder Courant van 28 augustus 1885 waarin mensen uit Uitwellingerga hun leedwezen kenbaar maken over het vertrek van de door hen gewaardeerde onderwijzer J. Faber die schoolhoofd wordt te Gauw. Het bericht besluit met “Psalm 58 vers 1 en ’t eerste woord van vers 2.”
Dat eerste woord van vers 2 (in de berijming van 1773) is “Neen,” als antwoord op de (retorische) vragen van vers 1. Uit dit berichtje zelf is niet precies duidelijk wat nu de kwestie is. Als geliefd persoon elders tot schoolhoofd wordt benoemd, dan kun je zijn vertrek betreuren, maar je geeft zo iemand dan toch niet tegelijk met Psalm 58:1 een trap na?
Een berichtje in Het Nieuws van den Dag van 2 juli 1885 geeft mogelijk inzicht in wat er speelde: Daar wordt gemeld dat is benoemd “tot hoofd der school te Gauw J. Faber, hoofd der school te Uitwellingerga, welke 20 juli a. s. wordt opgeheven.” Waarschijnlijk is die verwijzing naar Psalm 58 meer bedoeld voor degenen die het besluit tot opheffing van de school hebben genomen met het vertrek van Faber als gevolg dan dat men Faber zelf op het oog heeft.
Drie korte observaties bij deze twee advertenties:
1. In beide gevallen lijkt het te gaan om zaken waar de schrijvers zich bij betrokken voelen, maar waarbij ze niet zelf direct partij zijn (tenzij in het tweede geval de dorpelingen zichzelf slachtoffer voelden van het verdwijnen van de dorpsschool en het vertrek van het schoolhoofd).
2. Het valt op dat in beide gevallen wordt verwezen naar de berijmde psalm. Blijkbaar wordt die bekender of toepasselijker geacht dan de psalm zoals hij in de Bijbel zelf staat.
3. In beide gevallen lijkt alleen het eerste deel van de psalm in beeld te zijn. De schrijvers gebruiken Psalm 58 om hun kritiek op een in hun ogen onterechte gang van zaken (religieuze) kracht bij te zetten, maar ze geven niet de indruk dat ze (stiekem) ook hopen of bidden dat de tanden van hun tegenstanders worden gebroken, dat hun bloed zal vloeien, etc.
Artikelen negentiende eeuw
Van de 135 artikelen met een treffer voor “psalm 58” of “ps 58” zijn er achttien uit de tweede helft van de negentiende eeuw – de andere zijn uit de twintigste eeuw. Tussen deze achttien zitten weer enkele handelsberichten die de afkorting “ps” gevolgd door het getal “58” gebruiken maar niets met de psalm te maken hebben en ook twee berichten waarin het om psalm 58 volgens de nummering van de Vulgata gaat, dus Psalm 59 volgens de gebruikelijke nummering. Van de artikelen waarin Psalm 58 wel daadwerkelijk wordt genoemd bespreken we hier kortheidshalve alleen alle artikelen uit de periode 1854–1882 en een artikel uit 1886.
In De Sheboygan Nieuwsbode (een Nederlandstalige Amerikaanse krant) van 26 september 1854 staat een ingezonden brief van ene John Bijl uit Grand Rapids, gedateerd 12 september 1854, waarin hij Psalm 58:1 in de berijming van 1773 aanhaalt als aanklacht tegen hen die hun steun hebben uitgesproken voor de “Nebraska Bill” (de Kansas-Nebraska Act) en de ruimte die die wet biedt voor slavernij.[1]
In het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 3 februari 1868 wordt een gedicht aangehaald van H. W. van Rennes, oud-onderwijzer te Renkum, waarin hij oproept op Willem van Lynden en Guillaume Groen van Prinsterer te stemmen. Het gedicht eindigt met:
Kies biddend met VAN LIJNDEN, GROEN
Zij zullen ’t woord voor ’t kroost wel doen.
Hoe ’t ga: “Er is een God, die leeft
En op deez’ aarde vonnis geeft! — (Ps. 58: 8.)
Het citaat uit Psalm 58 is ook hier weer ontleend aan de berijmde psalm: het gaat om de slotregels van de berijming van 1773.
Het Nieuwsblad, Gewijd aan de Belangen van de Hoeksche Waard, IJselmonde, Kralingen & Vlaardingen van 6 augustus 1881 en De Tijd en de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 10 augustus 1881 melden in korte berichtjes dat in Piershill bij de verkiezing van gemeenteraadsleden in de stembus een briefje was gevonden dat was ingevuld met drie bijbelteksten: Psalm 58:2 (“Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid …”), Spreuken 10:9 en Job 34:4.
In 1882 wil ene Johannes Brilleman, een landbouwer in Raalte die – aldus een bericht van Abraham Kuyper in De Heraut van 25 juni 1882, verkort overgenomen in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 26 juni en de Delftsche Courant van 28 juni – in tegenstelling tot zijn kerkraad de gereformeerde beginselen is toegedaan, zijn kind laten dopen in een naburig dorp, maar zijn kerkraad weigert hem het hiervoor benodigde attest af te geven. De kwestie loopt op en uiteindelijk besluit de classis dat de kerkraad het attest toch moet afgeven. Deze doet dit dan, maar voegt bij het attest een brief aan de arme man (volgens zijn landheer een voorbeeldig pachter) waarin hem wordt aangeraden als vermaning Psalm 32:5 berijmd (“Wil toch niet stug, gelijk een paard, weerstreven”) te lezen en als waarschuwing Psalm 58:3 berijmd. Dat laatste vers luidt:
De boze leugensprekers dolen,
Van ’t uur, dat zij geboren zijn;
In hart en mond ligt heet venijn,
Als in een vuur’ge slang, verscholen;
Zij geven ’t goede nooit gehoor,
Maar stoppen, als een adder, ’t oor.
Kuyper noemt de brief en gang van zaken “een curieus staaltje van schandelijke en ergerlijke dominé’s-tyrannie uit den Synodalen koker.”
Echter, als een kerkraad met een vers van Psalm 58 een gemeentelid een boodschap mee kan geven, kan het ook andersom, zoals het laatste voorbeeld laat zien dat we vandaag bespreken.
Op 30 januari 1886 meldt het Nieuwsblad, Gewijd aan de Belangen van de Hoeksche Waard, IJselmonde, Kralingen & Vlaardingen dat de christelijke zangvereniging van Mijns-Herenland een uitvoering had willen geven in de plaatselijke christelijke school, maar dat de kerkraad hier geen toestemming voor wilde geven. In het nummer van 3 februari geeft een lid van de zangvereniging in een ingezonden brief ter toelichting zijn kijk op de gang van zaken. Toen men vooraf enkele kerkraadsleden polste, leek de toestemming al ongeveer rond, maar toen de kerkraad de vraag daadwerkelijk behandelde sloeg de sfeer toch om: “Een der ouderlingen noemde alle muziek – natuurlijk met uitzondering van de psalmen – een kind des duivels. En zoolang wij zulke muziek, n. b. liederen van Sankey, Sieveking in de school bleven zingen, zou Gods zegen van ons geweken blijven en wij naderhand ter helle varen” (cursiveringen origineel).
Bij Sankey gaat het hier ongetwijfeld om Ira David Sankey (1840–1908), een Amerikaanse zanger en componist die veel samenwerkte met de bekende evangelist Dwight L. Moody en bij Sieveking om Martin Sieveking (1830–1883) die diverse liedbundels uitgaf met liederen van onder andere C. S. Adema van Scheltema en E. Gerdes.[2] Iets versimpeld gezegd zong deze zangvereniging dus blijkbaar graag de “opwekkingsliederen” van toen.
De ouderling wist met zijn woorden wel de andere kerkraadsleden te overtuigen zodat de toestemming er niet kwam, maar niet de briefschrijver, want deze vervolgt: “Hebt gij ooit Mijnheer de Redacteur bekrompener begrippen gezien? En dat in onze verlichte 19e eeuw!” Maar met een onuitgesproken gevoel voor ironie moet hij (als een nog vrije jonge snaak; hij onderscheidt zich in de brief van “oude lieden”) hebben gedacht: “Als de kerkraad alleen de taal der psalmen verstaat, dan zal ik de broeders een psalm meegeven,” want hij besluit: “Maar laat ik eindigen en de weigerende Kerkeraadsleden herinneren aan psalm 58 vers 1 en 8 en bedenken, dat die wijze kerkvader hun tijd vergeten zijn.” Ongetwijfeld doelt hij hier ook weer op vers 1 en 8 in de berijming van 1773. Vers 8 is het slotvers waarvan boven de laatste twee regels langskwamen. Het luidt als geheel:
De mens zal eerlang vrolijk zeggen:
“Gewis, de deugd geniet haar vrucht;
Gods grootheid wordt terecht geducht,
Die loon en straf weet toe te leggen.
Gewis, daar is een God, die leeft
En op deez’ aarde vonnis geeft.”
Tot slot
We hebben in dit blogbericht de receptie van Psalm 58 in de via Delpher beschikbare bronnen nog lang niet uitputtend besproken. We hebben immers een aantal krantenartikelen uit de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw en alle krantenartikelen uit de twintigste eeuw nog laten rusten. Bovendien bevat Delpher naast de collectie “kranten” nog meer collecties: “boeken basis,” “boeken Google,” “tijdschriften,” “externe krantenbanken” en “Radiobulletins.”
Niettemin begint met name voor de tweede helft van de negentiende eeuw toch wel een beeld te ontstaan: om hun uitdrukking van ongenoegen over groot onrecht (slavernij) of klein onrecht (verbod op een zanguitvoering) kracht bij te zetten grepen mensen naar Psalm 58 en vooral de berijming daarvan. Ook al ging het er in de communicatie tussen bijvoorbeeld kerkraad en gemeenteleden niet altijd even stichtelijk aan toe, mensen kenden nog de kunst van met elkaar communiceren via psalmverzen en Psalm 58 behoorde blijkbaar tot het repertoire dat men hiervoor wist te gebruiken.
En al die losse berichtjes samen laten zien dat Psalm 58 een psalm is vol verhalen. Misschien zijn niet al die verhalen spannend of stichtelijk genoeg om telkens door te vertellen, maar het zou toch een goede zaak zijn als dit meer aandacht kreeg: die verhalen die aan psalmen verbonden zijn in herinnering roepen die wel de moeite van het doorgeven waard zijn. Vooral voor mensen voor wie het moeite kost om innerlijk toegang te vinden tot psalmen zou de weg van verhalen die door de eeuwen heen aan psalmen verbonden zijn geraakt, weleens verrassend goed kunnen werken.
Delven naar psalmverhalen in Delpher kan op
het eerste gezicht een wat bizarre hobby lijken, maar wie de beste verhalen
goed weet te selecteren en te presenteren kan er de kerk wellicht daadwerkelijk
mee van dienst zijn.
[1] Zie The Library of Congress, “Kansas-Nebraska Act,” https://www.loc.gov/rr/program/bib/ourdocs/kansas.html; Wikipedia contributors, “Kansas-Nebraska Act,” Wikipedia, The Free Encyclopedia, https://en.wikipedia.org/w/index.php?title=Kansas%E2%80%93Nebraska_Act&oldid=891017559 (geraadpleegd 10 april 2019).
[2] Jan Smelik, “Martin Sieveking,” Liedboek Compendium, https://www.liedboekcompendium.nl/persoon/339-martin-sieveking (geraadpleegd 10 april 2019).