Dag 30: Delpher, Digibron en de receptie van Psalm 58

Delpher bevat meer dan 100 miljoen gedigitaliseerde pagina’s van Nederlandse kranten, tijdschriften en boeken. Digibron (Kenniscentrum Gereformeerde Gezindte) bevat miljoen artikelen. Welke mogelijkheden bieden deze en dergelijke databanken of digitale archieven voor onderzoek naar de receptie van de psalmen? Een paar gedachten hierover:

Traditioneel onderzoek

In de eerste plaats zijn er mogelijkheden die vroeger voor het digitale tijdperk ook al wel bestonden, maar die nu veel gemakkelijker zijn geworden. Als je auteur en titel van een boek dat je wilt lezen al kende, kon je het vroeger in een goede bibliotheek gaan raadplegen en kun je het nu in een paar seconden op je scherm toveren. Wilde je vroeger weten of er in een bepaald tijdschrift wel eens een artikel over een bepaalde psalm was verschenen, dan kon je de jaarlijkse registers van zo’n tijdschrift doornemen. Soms verscheen er ook een gecombineerde index voor bijvoorbeeld 25 jaargangen.

Zo verscheen in 1902 bijvoorbeeld het Titel-register op De Heraut, no. 1–1300: 7 december 1877–7 december 1902, met daarin een tekstregister dat aangeeft dat er over Psalm 58:5 in nummer 86 een artikel is verschenen. Als je nu in de tijdschriftcollectie van Delpher naar “Psalm 58” zoekt, krijg je het betreffende artikel in nummer 86 (een meditatie van Abraham Kuyper, zie “dag 25”) meteen tussen de zoekresultaten. Maar je kunt uiteraard ook nog met de tussenstap van zo’n register werken: je kunt eerst de gedigitaliseerde versie van de gedrukte index van De Heraut opsporen en raadplegen in Delpher en als je dan een interessant artikel hebt gevonden, kun je het nummer van De Heraut op het scherm halen waarin het betreffende artikel is verschenen.

Als je Delpher of Digibron zo gebruikt, doe je nog geen onderzoek dat vroeger onmogelijk was, maar benut je wel de mogelijkheid dat je hetzelfde nu veel sneller kunt doen en dat je niet meer afhankelijk bent van de aanwezigheid en specifieke openingstijden van een bibliotheek in de buurt.

Kwantitatief onderzoek

In de tweede plaats zijn er onderzoeksmogelijkheden die vroeger niet bestonden of slechts zeer moeilijk uitvoerbaar waren. Denk bijvoorbeeld aan kwantitatief onderzoek. Als je bijvoorbeeld zegt: “Psalm 58 genoot een eeuw geleden relatief meer bekendheid dan tegenwoordig,” dan was zoiets in het verleden lastig te onderbouwen: misschien was je impressie als onderzoeker juist, maar misschien lag het ook slechts daaraan dat je je in een bepaalde periode meer had verdiept. Nu kun je er echter gemakkelijk wat cijfers bij geven. Vergelijk je bijvoorbeeld het aantal zoekresultaten voor “Psalm 42” en voor “Psalm 58” in de periodes 1900–1919 en 2000–2019, dan krijg je het volgende resultaat:

1900–1919:
Psalm 42: 49 hits (89%)
Psalm 58:   6 hits (11%)

2000–2019:
Psalm 42: 734 hits (94%)
Psalm 58:   47 hits (6%)

Oftewel, Psalm 42 kreeg (zoals te verwachten) in beide periodes meer aandacht dan Psalm 58, maar de relatieve aandacht die Psalm 58 dan toch genoot is in een eeuw wel gedaald van 11% naar 6% (een keldering van 45%). De cijfers tonen dus aan dat de stelling “Psalm 58 genoot een eeuw geleden relatief meer bekendheid dan tegenwoordig” klopt.

Nu zijn er wel heel wat vragen te stellen bij dit soort onderzoek:

(1) Hoe kies je de cijfers die je gaat gebruiken? Als je Psalm 58 in Digibron bijvoorbeeld voor dezelfde periodes niet met Psalm 42 maar met Psalm 84 vergelijkt, dan wordt de stelling juist ontkracht. Psalm 58 stijgt dan in eeuw van een kleine zes naar een kleine zeven procent. En waarom zou je precies periodes van twintig jaar met elkaar vergelijken en niet bijvoorbeeld van tien jaar of van vijftig jaar? – Niettemin, als je voor alle psalmen voor elk jaar het aantal hits in zou voeren in statistische software, dan zou je waarschijnlijk toch wel vrij objectief in beeld kunnen brengen welke psalmen in welke jaren relatief veel of weinig hits hebben.

(2) Een lastiger probleem is dat het aantal hits voor bijvoorbeeld de zoekopdracht “Psalm 58” in een bepaalde periode niet samenvalt met het daadwerkelijk aantal verwijzingen naar “Psalm 58” in die periode (en uiteraard beperkt tot de publicaties die in de betreffende databank zijn opgenomen).

(a) Er zijn meer manieren om naar de psalm te verwijzen: “Psalm” wordt vaak afgekort tot “Ps” en in sommige heel oude boeken ook tot “Psa”. Uiteraard kun je een database ook doorzoeken op “Ps 58,” maar met name in negentiende-eeuwse kranten krijg je dan bijvoorbeeld ook hits in handelsberichten waarin ps een afkorting voor iets anders dan “Psalm” is.

(b) Psalmnummers werden in het verleden ook met Romeinse cijfers weergegeven, met daarbij (met name t/m de achttiende eeuw) nog weer de nodige variaties: zo werd 42 weergegeven met xlii, xlij, xxxxii en xxxxij en 58 met lviii, lvij en liix.

(c) Bij aanduidingen als “Ps. 42:6; 58:9” vind je Psalm 58 niet als je op “Ps 58” zoekt; alleen met een speciale zoekopdracht waarbij je een maximaal aantal woorden opgeeft dat zich tussen “Ps” en “58” mag bevinden, krijg je deze verwijzing naar Psalm 58:9 op het spoor, maar je krijgt dan waarschijnlijk ook allerlei niet-relevante resultaten zoals “Ps. 42:6; Jes. 58:9.”

(d) In Delpher waar protestantse en rooms-katholieke publicaties zich door elkaar bevinden moet je er rekening mee houden dat tot begin twintigste eeuw in Rooms-katholieke publicaties gewoonlijk de psalmnummering van de Vulgata werd aangehouden. Tussen resultaten van een zoekopdracht naar “Psalm 58” zitten dan ook verwijzingen naar de psalm die volgens de protestantse (en tegenwoordig ook katholieke) telling Psalm 59 is, terwijl je sommige relevante resultaten voor Psalm 58 pas vindt als je op “Psalm 57” zoekt.

(Op grond van een beperkt aantal zoekopdrachten viel mij wel op dat protestantse publicaties van zo’n 100 tot 150 jaar terug psalmnummers gewoonlijke met gewone cijfers aangeven, terwijl katholieke publicaties veel vaker nog Romeinse cijfers gebruikten. Als er geen verfijndere methode voorhanden is, zou je dus het best op “Psalm 58” en “Psalm lvii” kunnen zoeken om zo veel mogelijk relevante resultaten en zo min mogelijk ruis te krijgen.)

(e) De tekstherkenning (OCR) bij het scannen van de boeken, tijdschriften en kranten is vaak niet optimaal. Sommige verwijzingen naar psalmen zijn dus niet terug te vinden, terwijl er ook foute verwijzingen zijn ontstaan. Wie op “Psalm 58” zoekt, vindt tussen de resultaten ook artikelen die feitelijk naar “Psalm 38,” “Psalm 58” of “Psalm 68” blijken te verwijzen.

Als je de krantencollectie in Delpher doorzoekt op “Psalm 58” krijg je bijvoorbeeld vijf familieberichten tussen de resultaten. Dat is opvallend, want Psalm 58 leent zich nu niet direct voor een huwelijksaankondiging of rouwbericht. En inderdaad, wie de resultaten naloopt, ziet dat het in vier van de vijf gevallen om tekstherkenningsfouten gaat: drie keer gaat het om Psalm 56 en één keer om Psalm 68. In het vijfde geval is er geen tekstherkenningsfout, maar een zetfout: in de krant staat echt “Psalm 58:10b,” maar de geciteerde tekst is Psalm 56:10b.

Nu is vijf resultaten langslopen niet zo’n klus, maar als “Psalm 68” als “Psalm 58” is herkend, zou ook het omgekeerde gebeurd kunnen zijn. Misschien bestaat er wel echt een familiebericht waar een vers uit Psalm 58 boven staat, maar is de tekstverwijzing door de software herkend als “Psalm 68.” Eigenlijk zou je dus voor de zekerheid ook even op “Psalm 68” moeten zoeken, maar dan krijg je een lijst met 1527 familieberichten. Vind daarin maar eens net dat ene bericht waarin “Psalm 68” een OCR-fout voor “Psalm 58” was.

(f) Om maar niet meer te noemen: als je alle verwijzingen naar Psalm 42 of Psalm 58 op het spoor wilt komen, moet je er ook rekening mee houden dat er soms helemaal geen psalmnummer wordt genoemd. In een traditionele protestantse publicatie kan een auteur gemakkelijk naar “’t hijgend hert” verwijzen zonder er “Ps 42” achter te hoeven zetten en in sommige publicaties moet men zelfs bedacht zijn op een “dove adder” zonder dat er “Ps 58” bij staat.

(3) Een andere vraag is: wat is het doel van kwantitatief onderzoek naar de receptie van psalmen? Stel dat we al de bovengenoemde problemen redelijk onder controle kunnen krijgen en met betrouwbare cijfers kunnen aantonen dat Psalm 58 tegenwoordig verhoudingsgewijs minder aandacht krijgt dan een eeuw geleden, wat is daar dan als zodanig mee gezegd? De interessante vragen komen misschien dan vooral daarna. Waarom is dit gebeurd? En kun je vanuit een begrijpen van het waarom dan ook zeggen hoe je de psalm het best opnieuw onder de aandacht kunt brengen?

Hoewel ik dus niet in de cijfers als zodanig zou willen blijven hangen, zou het wel mooi zijn als er eens een grote kwantitatieve analyse van verwijzingen naar psalmen in zoveel mogelijk kranten- en tijdschriftencollecties wordt gedaan. Want het kan toch mooie uitgangspunten voor verder meer inhoudelijk onderzoek opleveren. Een paar voorbeelden van vragen waarvoor je graag relevante cijfers zou hebben:

(a) Zijn er psalmen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland relatief meer aandacht kregen dan ervoor of erna? Zo ja, welke psalmen? En valt dan vervolgens te achterhalen waarom die psalmen meer aandacht kregen?

(b) Zijn er psalmen die in de ene cultuur beduidend meer aandacht krijgen dan in de andere cultuur? Waar ligt dat dan aan?

(c) Kun je heel verschillende kerkelijke tradities met elkaar in gesprek brengen door te laten zien dat een bijzondere voorliefde voor bepaalde psalmen toch iets is wat hen bindt?

(d) In de rooms-katholieke en anglicaanse kerken is in de twintigste eeuw op een gegeven moment besloten dat Psalm 58 in de liturgie mag worden overgeslagen. Zou je aan de hand van kwantitatief onderzoek in een relevante collectie tijdschriften kunnen aantonen dat sinds zulke besluiten zijn ingevoerd het relatieve aantal verwijzingen naar Psalm 58 ten opzichte van andere psalmen is gedaald of misschien, paradoxaal genoeg, juist is gestegen?

Ongetwijfeld zijn er zo nog heel wat meer vragen te stellen. Bepaalde cijfers zijn tegenwoordig wel gemakkelijk te verzamelen, bijvoorbeeld welke psalmen het meest worden opgezocht op een Bijbelwebsite of op een website als psalmboek.nl. Maar aan de hand van kranten- en tijdschriftenbanken kun je in principe ook informatie krijgen over de tijd van voor de introductie van het internet en vooral krijg je veel meer context: als een psalm in een bepaalde tijd opvallend veel wordt aangehaald, kun je de artikelen gaan lezen waarin dit gebeurt om zo te achterhalen met welk doel men de psalm aanhaalt.

Onderzoek naar het leven met de psalmen

Zelf denk ik op dit moment echter meer aan een derde soort onderzoek – naast het traditionele opzoeken van boeken en artikelen die aan een bepaalde psalm zijn gewijd en kwantitatief onderzoek – dat aan de hand van digitale kranten- en tijdschriftencollecties kan worden gedaan: het opsporen van voorbeelden van daadwerkelijk gebruik van psalmen door ‘gewone’ mensen.

Om een eenvoudig voorbeeldje te geven: in de Nieuwe Leidsche Courant van 28 april 1932 schrijft iemand over de moeilijke situatie van de Zuiderzeevissers en hij besluit:

Laten de rechtsche Kamerfracties toch meer belangstelling toonen; anders dwaalt het opkomend geslacht af en de visschersbevolking gaat ten gronde. Ik vraag ze met Psalm 58: Spreekt gij waarlijk gerechtigheid, gij vergadering? oordeelt gij billijkheden gij menschenkinderen?

Zulke verwijzingen naar een psalm waren voor de digitalisering van kranten en tijdschriften vrijwel niet op te sporen, maar nu kun je binnen een redelijke tijd zo een heel lijstje vinden van voorbeelden in verschillende kranten en tijdschriften en door de jaren heen waarin mensen een beroep doen op Psalm 58. (Men denke ook aan het voorbeeld van de sollicitanten die uit protest Psalm 58 zongen, zie “dag 3.”) Zo kunnen we in het onderzoek naar de receptie van psalmen een stap verder komen dan alleen het bestuderen van de “officiële” uitleg van psalmen door bijbelwetenschappers, theologen en predikanten en onze aandacht ook meer richten op het gebruik van de psalmen, het daadwerkelijk leven met de psalmen van ‘gewone’ mensen.

Wat we aan zulke kennis hebben? Wellicht zitten er voorbeelden tussen die inspirerend of waarschuwend zijn voor mensen die de psalmen nu lezen, zingen, bidden of overdenken en wellicht kunnen predikanten er soms iets mee om een psalm in een preek dichter bij het leven van gewone mensen nu te brengen.

Voor dit derde type onderzoek heb je niet per se precieze cijfers nodig en is het ook makkelijker te accepteren dat je door problemen met tekstherkenning, etc. sommige voorbeelden misloopt. Het zal meer van belang zijn dat je een redelijk aantal voorbeelden vindt en dat je goede vragen stelt aan je bronnen zodat de onderzoeksresultaten niet blijven steken in het opsommen van een reeks anekdotes.

Al met al: hoewel het zeker mogelijk is dat ik onderzoek dat al gebeurt over het hoofd zie, heb ik de indruk dat dankzij digitale collecties als Delpher en Digibron (en vergelijkbare collecties in andere landen) een heel terrein voor het onderzoek naar de receptie van psalmen open is komen te liggen dat tot nog toe nauwelijks ontgonnen is. Maar wat denkt u?

Maak een website of blog op WordPress.com