
De derde term in het opschrift van Psalm 58 is lĕdāwid (van David) en er zijn door de loop der eeuwen dan ook heel wat pogingen gedaan om de psalm aan de hand van de Bijbelboeken 1 en 2 Samuel met een bepaalde gebeurtenis in Davids leven te verbinden (soms meende men daarbij zelfs het precieze jaartal te kunnen geven wanneer de psalm is geschreven, namelijk 1061 v.Chr.[1]).
Exegeten vinden tegenwoordig meestal niet meer dat je psalmen op deze manier betrouwbaar kunt dateren, maar het “intertekstueel” lezen van Psalm 58 en 1 en 2 Samuel kan nog steeds verrijkend zijn en zaken in zowel het levensverhaal van David als details in de psalm doen oplichten die je anders misschien over het hoofd zou zijn. Zo bezien hoef je de volgende voorstellen om Psalm 58 met het leven van David te verbinden ook niet tegen elkaar uit te spelen. Laat al die momenten in het levensverhaal van David maar in herinnering komen als je Psalm 58 leest of zingt.
Meestal is bij Psalm 58 wel gedacht aan de tijd dat Saul David vervolgde. Een probleempje hierbij is dat vers 2 in het meervoud staat: “Spreken jullie werkelijk recht?” Het vers kan dus moeilijk op Saul alleen doelen. Een oplossing die door Calvijn en Beza wordt genoemd, is dat Saul blijkbaar zijn adviseurs of een raad van edelen bijeen heeft geroepen om David onder schijn van recht publiek te veroordelen.[2] Ook de kanttekeningen van de Statenvertaling volgen deze lijn. Bij “vergadering” in vers 2 (in de HSV vertaald als “raad van rechters”) zegt de kanttekening: “Of: rot; verstaande het college van des konings Sauls rechters of raadsheren, zijn krijgsraad, die in plaats van recht en billijkheid te oordelen, Saul tegen den onschuldigen David met alle bitterheid ophitsten; waarom de Geest des Heeren hun alhier zulke slechte titels geeft.”[3]
Binnen deze periode dat Saul David vervolgde denken sommige verklaarders specifiek aan één van de volgende drie episodes:
1 Samuel 22. Dit hoofdstuk vertelt hoe Saul Achimelech en de andere priesters te Nob liet vermoorden omdat Achimelech David had geholpen.[4] Eén priester, Abjatar, wist echter te ontkomen, vluchtte naar David toe en vertelde hem wat er is gebeurd. Daarop dichtte David dan deze psalm. Volgt men deze suggestie, dan is David in de psalm niet in de eerste plaats verontwaardigd over wat hemzelf wordt aangedaan, maar over wat anderen is overkomen – over het bloed van de priesters van de HEERE dat onschuldig heeft gevloeid.
1 Samuel 24. Dit hoofdstuk vertelt hoe David Saul aantrof en spaarde in de grot bij Engedi. Het opschrift van Psalm 57 verwijst ook naar deze grot (of anders naar de grot bij Adullam, 1 Sam 22:1[5]), zodat Psalm 57 en 58 met dezelfde gelegenheid kunnen worden verbonden.[6]
1 Samuel 26. Dit hoofdstuk vertelt hoe David met Abisai Saul ’s nachts in zijn legerkamp bezocht en spaarde. De suggestie om een verband te leggen tussen Psalm 58 en dit hoofdstuk kwamen we vorige week al enkele malen tegen.
Een opvallende suggestie is die van John Lightfoot (1602–1675). Hij denkt bij de psalm wel aan ongeveer dezelfde periode in het leven van David, maar meent niet dat de psalm tegen Saul is gericht. Volgens hem is de psalm gericht tegen Nabal die zo dwaas was David een passende beloning te weigeren toen die met zijn mannen Nabals herders had beschermd (1 Sam 25). Het slangengif in vers 5 van de psalm verwijst dan naar de gif van Nabals tong, de spottende woorden die hij over David had gesproken (1 Sam 25:10–11) en de dove oren van de adder verwijzen naar onwil van Nabal om naar Davids boodschappers te luisteren. In vers 10 van de psalm, “Voordat uw kookpotten de doornstruik voelen, zal Hij hen als in brandende toorn levend wegvagen,” profeteert David dan dat Nabal plotseling aan zijn einde zal komen, hetgeen ook spoedig uitkwam (1 Sam 25:37–38).[7]
Bij al deze interpretaties geldt wat Matthew Henry benadrukt, namelijk dat David in Psalm 58 dan niet als koning spreekt (want dat was hij nog niet), maar als profeet – niet zozeer als voorzegger van de toekomst, maar als iemand die met gezag en recht de onrechtvaardige rechters beschuldigt en veroordeelt.[8] Psalm 58 is zo een vorm van “profetisch preken.”[9]
Er zijn echter ook enkel suggesties om Psalm
58 wel met de periode van Davids koningschap te verbinden, maar daarover een
volgende keer meer.
[1] Zie Thomas Scott, The Holy Bible … with Explanatory Notes, Practical Observations, and Copious Marginal References, vol. 3, 5th ed. (London: L. B. Seeley, 1822), ad Ps 58 (paginanummer ontbreekt), https://books.google.be/books?id=AMc7AAAAcAAJ; Adam Clarke, The Holy Bible … with a Commentary and Critical Notes, vol. 3, 2nd ed. (London: Thomas Teg and Son, 1836),2116, https://books.google.com/books?id=dKgGAAAAQAAJ; cf. William S. Plumer, Studies in the Book of Psalms: Being a Critical and Expository Commentary, with Doctrinal and Practical Remarks on the Entire Psalter (Philadelphia: J. B. Lippincott & Co, 1872), 599.
[2] Calvijn, t.p.; voor Beza, zie Selderhuis, Psalms 1–72, 418.
[3] Statenvertaling.nl, https://statenvertaling.nl.
[4] Zie bijvoorbeeld C. W. Stronck, Bybelsch huisboek, deel 4 (Dordrecht: A. Blussé & Zoon, 1810), 194.
[5] Murphy denkt ook bij Psalm 58 aan het verblijf in de spelonk van Adullam: James G. Murphy, A Critical and Exegetical Commentary on the Book of Psalms (Andover: Warren F. Draper, 1875), 326.
[6] Zie bijvoorbeeld het eerdere blogbericht over ds. Willem C. Lamain.
[7] John Lightfoot, The Whole Works of the Late Rev. John Lightfoot, ed. John Rogers Pitman, vol 2 (London: G. Cowie and Co. Poultry, 1825), 172, https://books.google.com/books?id=rEBOAQAAMAAJ. Lightfoot dateert de psalm in “het jaar van de wereld” (Anno Mundi, AM) 2948.
[8] Henry, Matthew Henry’s Commentary on the Whole Bible, 825.
[9] Zie over profetisch preken de dissertatie van dr. Kees van Ekris.