
Behoort Psalm 58 tot de “nonsens” in de Bijbel die we maar liever niet meer zingen of is het juist één van de meest verheven psalmen?
Toen de Anglicaanse Kerk in 1966 besloot dat sommige gedeelten uit de psalmen konden worden overgeslagen in de liturgie en daarom tussen haakjes zouden worden gedrukt, haalden de media Psalm 58:7 als een voorbeeld aan. The Jerusalem Post meldde: “Niet langer zijn vredelievende anglicanen verplicht “Breek hun tanden, o God, in hun mond, verbrijzel de kaakbeenderen van de goddelozen” als gezang op te zenden.[1] The Globe and Mail berichtte hetzelfde, met iets meer detail:
De Anglicaanse Kerk heeft een nieuw psalmboek goedgekeurd om de psalmen minder bloeddorstig en gemakkelijker te zingen te maken. Niet langer zijn vreedzame anglicanen verplicht de woorden uit Psalm 58 als gezang op te zenden: “Breek hun tanden, o God, in hun mond, verbrijzel de kaakbeenderen van de goddelozen.” En in Psalm 137 hoeven zij niet meer te zingen: “Geprezen zij hij die uw kinderen neemt en tegen de stenen werpt.” …
… Donald Coggan, de aartsbisschop van York, zei dat het gebruik van de nieuwe versie van het nieuwe psalmboek niet verplicht is: “Als ze willen, mogen gemeenten doorgaan met het zingen van nonsens, maar ik vermoed dat deze nieuwe versie als een verbetering zal worden gewaardeerd.”[2]
Een kleine opmerking terzijde: het artikel legt (in het hier niet aangehaalde gedeelte) de verschillen tussen de geciteerde verzen en de King James Version uit door erop te wijzen dat de psalmen in het Book of Common Prayer ontleend zijn aan de Coverdale Bible. Echter, dit verhult het feit dat Psalm 58:7 in het artikel simpelweg verkeerd wordt geciteerd. In oudere versies van het Book of Common Prayer spreekt het vers over “de jukbeenderen van de leeuwen,” niet over “de jukbeenderen van de goddelozen.”[3] De “bloeddorstige” “nonsens” die de kerkgangers niet langer hoefden te zingen hadden ze feitelijk dus nog nooit gezongen. Wat je ook van de psalm vindt, het is eenvoudigweg geen gebed dat God elke ongelovige buurman of buurvrouw de tanden maar uit de mond mag slaan. In vers 7 spreekt iemand die zichzelf aangevallen voelt (of anderen aangevallen ziet worden) door kwaadaardige goddelozen die zich gedragen als slangen of leeuwen. In die benarde situatie bidt de psalmist dat God de tanden en jukbeenderen van die beesten mag breken.
Ondertussen was de toon wel gezet: de krant had een quote van nota bene een bisschop dat de nonsens van Psalm 58 niet meer gezongen behoefde te worden.
Hoe anders werd deze psalm in vroeger eeuwen gewaardeerd. In vorige blogberichten zagen we daar al iets van, maar deze keer zullen we het nog meer zien.
Vandaag besteden we nogmaals aandacht aan de interpretatie van “Vernietig niet” in het opschrift van Psalm 58, ditmaal in de Griekse christelijke traditie. In de Septuaginta luidt het opschrift van de psalm: Εἰς τὸ τέλος, μὴ διαφθείρῃς, τῷ Δαυιδ εἰς στηλογραφίαν (eis to telos, mē diaphtheirēs, tō Dauid, eis stēlographian), dat is: “Tot het einde/doel, vernietig niet, door/voor David ter inscriptie op een gedenksteen.”
Theodoretus van Cyrus (Cyrrhus, ca. 393–ca. 466)[4] geeft als commentaar:
Deze psalm heeft dezelfde betekenis [als de vorige]. Hij verhaalt namelijk de slechtheid van Saul … en de leugenachtigheid van zijn woorden. Want hoewel hij dikwijls had gezworen zijn vijandschap te laten varen, brak hij zijn eden en gebruikte hij zijn listen. Maar opnieuw is er “Vernietig niet” bijgezet, omdat David Saul tweemaal in handen had maar hem niet wilde vermoorden.[5]
Anders dan in de Latijnse traditie van Augustinus worden we door Theodoretus niet meteen meegenomen naar het kruis van Christus. Dat kan te maken hebben met een verschil in exegetische en theologische traditie (Theodoretus wordt tot de Antiocheense school gerekend), maar misschien ligt het ook gewoon daaraan dat het Latijnse in tituli inscriptione (over de inscriptie van een opschrift) de associatie met het opschrift boven het kruis gemakkelijker maakt dan het Griekse eis stēlographian (ter inscriptie op een gedenksteen).
Dit maakt de “Griekse” interpretatie van het opschrift niet minder, maar creëert een eigen dramatische spanning: een psalm die zich verheugt in vergelding (vers 11) is tegelijk de psalm van iemand die op het beslissende moment, en dat zelfs tot twee keer toe, zijn vijand toch niet te gronde richt.
In het begin van de twaalfde eeuw vinden we bij Euthymios Zigabenos[6] een vergelijkbare uitleg met iets meer detail. In zijn verklaring van het opschrift van psalm 55 (56) legt hij al uit hoe we “ter inscriptie op een gedenksteen” moeten verstaan: “Omdat hij [David] altijd de goddelijke weldadigheid wilde verkondigen, schreef hij als opschrift ‘ter inscriptie op een gedenksteen,’ als een metafoor ontleend aan hen die ter voortdurende herinnering bepaalde woorden in een stenen of bronzen gedenkpaal ingraveren.”[7]
Bij Psalm 57 (58) zegt hij alleen dat deze hetzelfde opschrift heeft als de voorgaande omdat David de twee psalmen kort na elkaar schreef. Voor de uitleg van het opschrift moeten we dan ook bij Psalm 56 (57) zijn, waar hij vertelt dat David in de grot was en dan schrijft:
De woorden “Vernietig niet” … zijn te begrijpen als tot hemzelf gericht: want in die nacht, toen hij met het zwaard in de hand naar Saul kwam terwijl deze sliep, onderdrukte hij door steeds dit zinnetje voor zichzelf te herhalen zijn woede en doodde hij hem niet. Daarom schreef hij dit zinnetje ook op, zowel om aan te geven hoe hij zelf zijn woede beheerste als ook om eenieder te vermanen de verdraagzaamheid niet te vernietigen.[8]
U ziet het: in de Griekse christelijke traditie
zijn Psalm 56 (57) en 57 (58) psalmen om niet te vergeten, maar om juist
telkens in herinnering te roepen – niet om de bloeddorstigheid te voeden, maar
juist om de eigen drift te leren beheersen.
Nog duidelijker wordt dit als we de kerkvader Gregorius
van Nyssa (ca. 335/340–ca. 395)[9]
lezen, die in het bijzonder de “verhevenheid” en “grootheid” van Psalm 57 (58) heeft
geprezen.[10] Maar daarover morgen meer.
[1] The Jerusalem Post, “Keeping Posted,” April 7, 1966: 3, ProQuest.
[2] The Globe and Mail, “New Anglican Psalter Contains Less Blood,” March 18, 1966: 31, ProQuest (italics original).
[3] Zie voor een grote collectie gedigitaliseerde edities van het Book of Common Prayer: Charles Wohlers, ed., “The Book of Common Prayer: Church of England,” last updated October 3, 2018, http://justus.anglican.org/resources/bcp/england.htm (accessed February 13, 2019). Merk op dat Psalm 58:7 in Engelse Bijbels Psalm 58:6 is.
[4] E. Cavalcanti, “Theodoret of Cyrrhus,” in Di Berardino and Hoover, Encyclopedia of Ancient Christianity, 3:749–52.
[5] Theorodetus Cyrensis, Interpretatio in Psalmos, Ps 57:1, PG 80:1296AB; cf. Theodoret of Cyrus, Commentary on the Psalms, vol. 1: Psalms 1–72, trans. Robert C. Hill, The Fathers of the Church 101 (Washington, DC: The Catholic University of America Press, 2000), 331.
[6] The Oxford Dictionary of the Christian Church, s.v. “Euthymius Zigabenus.”
[7] Euthymios Zigabenus, Commentary on the Book of Psalms, trans. John Raffan (n.p.: n.d.), 315 (Greek and English), https://www.academia.edu/25967928/.
[8] Euthymios Zigabenus, Commentary on the Book of Psalms, 318 (Greek and English).
[9] J. Gribomont, “Gregory of Nyssa,” in Di Berardino and Hoover, Encyclopedia of Ancient Christianity, 2:183–86.
[10] Gregory of Nyssa, On the Inscriptions of the Psalms, trans. Richard (Casimir) McCambley (Brookline, MA: Hellenic College Press, 1994), chap. 15 (p. 61 in the online version), http://www.lectio-divina.org/index.cfm?fuseaction=feature.display&feature_id=373, and Gregory of Nyssa, Gregory of Nyssa’s Treatise on the Inscriptions of the Psalms, trans. and ed. Ronald E. Heine (Oxford: Clarendon Press, 1995), 205 (sect. 260). PG 44:597B.