Berijming van psalm 119

In 2003 waagde ik mij aan een berijming van psalm 119, die bewust veel korter is dan de 88 verzen van de oude berijming van 1773 en de 66 verzen van de nieuwe berijming van 1967 (opgenomen in het Liedboek voor de Kerken en het nieuwe Liedboek): elke acht verzen van de onberijmde tekst zijn steeds tot één strofe verdicht, waarin soms ook een nieuwtestamentisch motief is verwerkt. Omdat van verder bijschaven van de berijming al vijftien jaar niet is gekomen, deel ik de tekst nu maar zoals ze is.

1. Gelukkig zij die leven naar Gods wet,
de HEERE zoeken, wand’len in zijn wegen.
O, was uw woord mij in het hart gezet,
dan leefd’ ik echt, dan viel ik mij niet tegen.
Uw rechtsbestel prijs ik in mijn gebed;
U volg ik, maak mij nooit om U verlegen.

2. De jeugd die zoekt vindt richting in uw woord;
uw wet wijst weg, al lokt en roept de zonde.
Geprezen HEER, ik heb uw stem gehoord;
dat is mij meer dan euro’s en dan ponden.
Ik leef nu vrij, vergeet niet meer uw woord;
in uw geboden heb ik vreugd’ gevonden.

3. HEER, red uw knecht, dan leef ik uit uw woord;
stel mij het wonder van uw wet voor ogen.
Op aarde ben ik slechts op pelgrimstocht;
door uw geboden word ik voortbewogen.
Bespot men mij, ik dien U onverstoord;
bestraf de boze, toon mij mededogen.

4. Ik lig in ’t stof, geef leven door uw woord;
U kent mijn kwaal, slechts U kunt mijn hart helen.
Geef mij uw wet, U hebt mij toch gehoord?
Toon mij de weg die volgt uit uw bevelen.
’k Lig bij uw wet; zij is mijn toevluchtsoord;
zij doet mij in uw hoge wijsheid delen.

5. Leer mij de weg die U hebt uitgezet,
dan volg ik die van harte tot het einde.
Bestuur mijn oog, laat mij met vaste tred
uw heilspad gaan, verlokkingen vermijden.
Ik vrees uw naam, ik prijs uw goede wet;
U hebt ’t beloofd: U zult mijn leven leiden.

6. U hebt ’t beloofd: ’k mag delen in uw heil;
’k zal met uw woord de mond der spotters snoeren.
Uw wet is in mijn leven richtingspijl;
zij zal mij steeds weer in de vrijheid voeren.
Ik noem haar zelfs als ik aan ’t hof verwijl;
ik schaam mij niet: zij kan mijn ziel ontroeren.

7. Denk aan uw woord waarop ik heb gehoopt;
U hebt ’t beloofd: dat is mijn troost en leven.
Wat spot en smaad en laster men verkoopt,
uw wet heeft mij de lofzang t’ruggegeven,
want in uw naam, HEERE, ben ik gedoopt.
Ja, zelfs bij nacht zal ik uw wet nastreven.

8. U gaf mij, HEER, het teken van ’t verbond;
U hebt ’t beloofd: betoon mij uw genade.
Wie mij ook pest, de lofzang vult mijn mond;
ik ga de weg die U ons openbaarde,
tezamen met uw kerk op ’t wereldrond.
Uw liefde, HEER, vervult de ganse aarde.

9. U hebt ’t betoond: U maakt mijn leven goed.
Ik was een mens die ver van huis afdwaalde;
toen greep U in, U gaf mij tegenspoed;
ik vond uw wet, de weg die U bepaalde;
zo kwam U mij met goedheid tegemoet;
zo kwam ik thuis, waar U mij rijk onthaalde.

10. U die mij schiep, geef inzicht in uw wet.
U maakt mij wijs door schade en door schande;
uw liefde heeft mij steeds weer uitgered.
Laat trots en spot maar in het stof belanden;
ik ben een vriend van vrienden van uw wet.
Maak mij oprecht, dan sta ik nooit te schande.

11. ’k Smacht naar uw heil, naar wat U hebt beloofd;
ik wacht met smart: wanneer zult U mij troosten?
Ik ben als leer, verschrompeld in de rook;
zie, hoe de trotsen op mijn val reeds toosten.
Toch hoop ik nog, toch hef ik fier het hoofd;
uw woord is waar, al staat het ook ten boosten.

12. Uw hemels woord bestaat in eeuwigheid;
U toont U trouw aan al onze geslachten;
zij blijven staan volgens uw wijs beleid.
Zonder uw wet verloor ik alle krachten;
ik ben van U, red mij, U kent mijn strijd.
’k Zie overal uw wijsheid en gedachten.

13. Hoe lief heb ik uw wet! Zij maakt mij wijs;
ik overtref wie hoger rang bekleden.
Ja, ik houd koers vanuit uw onderwijs,
zo raakt mijn voet niet van het pad gegleden.
Uw woorden zijn mij meer dan honingspijs;
door hen heb ik de dwaalweg steeds vermeden.

14. Uw woord is voor mijn voet een lamp, een licht;
ik zie het pad, zo kan ik niet verdwalen.
Heeft men voor mij een valstrik ingericht,
ik volg uw wet, laat mij door U ompalen.
Ja, uw bevel, dat is mijn dure plicht,
die ik vervul tot U mij thuis zult halen.

15. Ik haat het kwaad, maar uw wet heb ik lief;
U bent mijn schild, ja, U bent mijn bescherming.
– Wijk, satan, wijk, ik doe wat God gebiedt. –
Ja, ik, ik leef op grond van uw ontferming.
U doet het goddeloze volk teniet;
ik schrik van U, ja, ik barst uit in kerming.

16. Sta voor mij borg, kom op voor mijn behoud;
tirannen hebben aan uw woorden maling.
Ik word verdrukt, mijn leed laat hen slechts koud;
grijp, HEERE, in, bestraf de kwade dwaling.
Uw wet is mij meer waard dan ’t fijnste goud;
het rechte pad ken ik uit uw bepaling.

17. Uw wetten zijn een wonder voor mijn ziel;
uw woord werpt licht op al mijn levensvragen.
Antwoord mij dan wanneer ik voor U kniel;
ik roep om U, laat uw genade dagen.
Dat nu het licht uws aanschijns op mij viel,
want goddelozen doen mij bitter klagen.

18. HEER, U bent goed, U houdt de waarheid hoog,
maar mensen willen steeds uw wet ontduiken.
Dat doet mij pijn, ik houd uw woord in ’t oog;
ik ben maar klein, zij hebben trotse buiken.
Mijn uitweg is uw goddelijk vertoog;
tot eeuwig voordeel zal ik het gebruiken.

19. Mijn hart roept U, geef mij een antwoord, HEER;
dan zal ik uw geboden onderhouden.
Voor ’t morgenrood ben ik reeds in de weer;
dan zeg ik U wat mij des nachts benauwde,
maar ook wat ik uit uw beloften leer:
U bent bij mij, en ik, ik ben behouden.

20. Help mij in nood, uw wet vergeet ik niet;
bezorg mijn pleit, red mij, schenk mij het leven.
Er is geen heil voor wie uw wet verliet;
U hebt mij lief, laat bozen dan maar schreeuwen.
Hun ontrouw doet mij, HEERE, veel verdriet;
uw trouw was toen, is nu, duurt alle eeuwen.

21. Ik word vervolgd, maar vrees slechts voor uw woord;
dat maakt mij blij, ik hoef geen schat te winnen.
Uw lof wordt zeven keer per dag gehoord;
uw vrede komt tot wie uw wet beminnen.
’k Hoop op uw heil, uw woord heeft mij bekoord;
ik houd uw wet, U kent mij, HEER, van binnen.

22. HEER, breng mijn roep tot voor uw aangezicht;
leer mij uw woord, red mij naar uw belofte.
Ik roem van U, uw wet schenkt levenslicht;
U bent mijn heil, wat verder ook verdofte.
’t Verloren schaap ben ik, ’k vergat mijn plicht;
HEER, zoek mij op, naar uw wet, uw gelofte!

PS: De melodie van psalm 119 is bijvoorbeeld te beluisteren op de website van De Nieuwe Psalmberijming, waar ds. Adriaan Molenaar en Bob Vuijk werken aan een berijming van Psalm 119 in 44 strofen.

Maak een website of blog op WordPress.com