Deze week vindt in Egypte een driedaagse conferentie over Arabische christelijke theologie plaats ter gelegenheid van de officiële opening plaats van het Center for Middle Eastern Christianity aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo. Aan dit presbyteriaanse seminarie werk ik via de GZB als docent Bijbelwetenschappen en systematische theologie.
Het Center for Middle Eastern Christianity beslaat de in midden-oosters christelijke stijl ingerichte bovenverdieping van het seminarie en omvat onder andere een ruime collegezaal, een expositieruimte waar oude hanschriften ten toon worden gesteld, werkruimtes voor gastonderzoekers en bovenal een bibliotheek met werken op het gebied van het Middenoosters christendom en moslim-christen-relaties. Het centrum is een instituut voor onderzoek, onderwijs en publicaties om de kerk in het Midden-Oosten te versterken en richt zich met name op (a) Arabische, Koptische en Syrische Bijbelvertalingen, (b) Arabische christelijke theologie, (c) koptische geschiedenis en theologie en (d) interreligieuze dialoog. Het centrum stimuleert christenen in het Midden-Oosten om hun christelijke geschiedenis, erfgoed en traditie op waarde te schatten en zoekt tegelijk de ontmoeting met andere wetenschappers en instituten om gezamelijk onderzoek en gesprek te stimuleren.
Sprekers deze week zijn onder andere dr. Kenneth Bailey, die brede bekendheid geniet met zijn boeken over het lezen van de Bijbel door middenoosterse ogen, en de Nederlander prof. dr. Heleen Murre-van den Berg.
Vrijdagmorgen
Tijdens de forumbespreking op vrijdagmorgen benadrukt dr. Samir Khalil dat de Arabisch-christelijke theologische traditie vooral gestempeld is door de aanwezigheid van de islam en daarom vaak apologetisch van karakter is.
Op mijn vraag hoe de middeleeuwse Arabische christelijke theologen zich qua niveau verhouden tot de middeleeuwse Latijnse christelijke theologen zoals Anselmus en Thomas van Aquino, antwoordt dr. Samir Khalil dat Thomas van Aquino natuurlijk de grootste is als het gaat om het geven van een systematisch overzicht van de gehele theologie, maar dat de Arabische theologen veel sterker waren in het beantwoorden van de islam. Ook al heeft Thomas van Aquino zelf ook verdienstelijk werk op dit gebied gedaan, dat staat toch in de schaduw van wat de Arabische christelijke theologen schreven. Verder wil dr. Samir de Arabische en Latijnse theologen niet tegen elkaar uitspelen: beide groepen hebben voor hun eigen context zinvol en zegenrijk werk gedaan. Dr. Kenneth Bailey voegt hieraan toe dat het christelijk geloof een diamant is: die je moet niet enkel van één kant willen bekijken—dan lichten de vele facetten er niet van op. Maar juist door vanuit verschillende contexten en gezichtshoeken er naar te kijken, komt de volle glans ervan tot zijn recht.
Vrijdagmiddag
Dr. Heleen Murre-van den Berg (Universiteit van Leiden) spreekt over christendom in Syrië, over ervaringen die zij daar had rond een klooster in de tijd voor de huidige burgeroorlog. Zij beschrijft de viering van een christelijke moulid, maar ook feesten van moslims, druzen, etc. in het Midden-Oosten verlopen op vergelijkbare wijze: een combinatie van familiefeest, individuele vroomheid, gemeenschappelijke vieringen en publieke festiviteiten.
Volgens Murre-van den Berg is de gemeenschappelijke misviering het centrum van het oosters christendom, en daarom heen is er dan de meer persoonlijke vroomheid, waarbij mensen voor allerhande zaken de raad zoeken van priesters en andere “heilige” mensen. Het is een beetje gevoelig, maar mensen gaan ook naar priesters om een amulet te krijgen dat ze onder hun kleding dragen om zo zichzelf en hun gezin te beschermen.
In Syrië bouw(d)en de verschillende kerken grote gebouwen: deels omdat de moslims ook grote moskeeën bouwen, deels uit onderlinge wedijver tussen de verschillende orthodoxe kerken.
Murre-van den Berg werkt nu verder enkele punten uit: Hoe kan een minderheidskerk in het Midden-Oosten overleven en welke kansen zijn ervoor? Hoe kan een minderheid overleven in de Arabische wereld? Belangrijk is oog hebben voor wat men gemeenschappelijk heeft met moslims, zonder de godsdienstige verschillen te ontkennen.
Ook vraagt ze aandacht voor het verschijnsel “geleefde godsdienst.” In het verleden was de bestudering van de orthodoxe kerken vaak gericht op de bestudering van de theologische teksten en eventueel op de liturgie, maar nu is er daarnaast aandacht voor hoe gewone mensen hun geloof en godsdienst beleven en uitleven. Dit betekent ook aandacht voor de rol van vrouwen: vrouwen koken het speciale voedsel voor vastendagen, gaan naar kloosters, etc. Toen protestanten naar het Midden-Oosten kwamen, richtten ze zich op dogmatische punten en daarnaast persoonlijk geloof, maar hadden ze weinig aandacht voor rituelen en gewoon tastbare aspecten van de manier waarop de godsdienst gestalte krijgt in het Midden-Oosten. Wanneer orthodoxe christenen hier de ogen van protestanten voor openen, roept dat zeker theologische vragen op, maar in de ontmoeting tussen de verschillende geloofstradities kan hier juist ook over gesproken worden.
Eén van de aanwezigen vraagt: moeten we in de protestantse kerken dus bijvoorbeeld ikonen gaan introduceren? Murre-van den Berg: het gaat er niet om dat je één specifiek element van de orthodoxe kerken overneemt, maar dat je van de orthodoxen leert dat godsdienst en geloof met alle aspecten van het leven te maken heeft, ook de zichtbare en tastbare, en tevens dat je als protestanten ook in je eigen traditie zulke aspecten leert waarderen.
De laatste spreker van de conferentie is dr. Mark Swanson. Vijfentwintig jaar geleden gaf hij als docent aan ons seminarie zijn eerste college over het Arabisch christelijke erfgoed. Men gaf hem een boek in het Engels dat hij zou kunnen gebruiken. Dit riep bij hem de vraag op: zijn er geen Arabische boeken over dit onderwerp? Zo kwam hij op het spoort van het werk bijvoorbeeld dr. Samir Khalil (de hoofdspreker van gisteren). Die zomer vijfentwintig jaar geleden was het meer dan veertig graden maar bracht hij hele dagen door in de fransiscaanse bibliotheek voor orientaals christendom in Caïro. In de cursus gaf hij studenten fotokopieën van negende eeuwse Arabische handschriften en het bleek dat ze die (met wat inspanning) konden lezen.
Het Arabisch christelijke geschreven erfgoed is volgens Swanson van de grootste betekenis in de geschiedenis van het christendom, maar wordt vaak over het hoofd gezien. Philip Jenkins schreef een boek onder de titel The Lost History of Christianity: The Thousand Year Golden Age of the Church in the Middle East, Africa, and Asia—and How It Died. Dit is een vreemde titel volgens Swanson: is de geschiedenis verloren gegaan of is het veeleer dat er in het westen zo weinig aandacht aan wordt besteed? En is de kerk gestorven? Wij zijn hier vandaag het bewijs van het tegendeel dat er een kerk is in het Midden-Oosten. Tegelijk is er natuurlijk wel sprake van achteruitgang, verlies, verwoesting. Maar laten we de geschiedenis van het christendom in het Midden-Oosten niet enkel vertellen als een geschiedenis van verlies, maar veeleer van volhouden en volharden. Dat is een geschiedenis die aan de hele wereld mag worden verteld.
Swanson spreekt als wens uit dat het Center for Middle Eastern Christianity zich niet alleen richt op theologische en apologetische teksten en op de Bijbel in Middenoosters perspectief, hoe belangrijk deze onderwerpen ook zijn. Laat het centrum zich bijvoorbeeld ook richten op de geschiedenis van de koptisch-orthodoxe pausen en op de middeleeuwse heiligenlevens. Behalve historische en hagiografische teksten zijn er ook liturgische, kanonieke, apocalyptische, etc. teksten, in verschillende talen, die het allemaal waard zijn bestudeerd te worden.
Swanson houdt van teksten, maar wenst ook dat het Center for Middle Eastern Christianity zich niet beperkt tot teksten. Er is immers ook kunst, muziek, etc. en geleefde godsdienst. Verder benadrukt Swanson dat het Middenoosters christendom enerzijds de eigenheid van de christelijke religie toont en anderzijds veel wijsheid deelt met de cultuur waarin het staat. Zo zijn er zowel onder christenen als moslims tradities over ene Luqman die zei: “Laat de haan niet beter zijn dan jou” (hoe zou jij lui uitslapen terwijl de haan ’s ochtends vroeg zijn Schepper looft). Swanson vertelt ook het verhaal van Barlaam en Yuwasaf dat waarschijnlijk vanuit het boeddhisme uit het Sanskriet via het Oud-Perzisch in het Arabisch bekend werd onder moslims, en vervolgens via het Georgisch in het Grieks kwam en vandaar in het Arabisch bekend werd onder christenen; en vanuit het Grieks bereikte het ook het Latijn en de Europese volkstalen.
Ontmoetingen
Rond het officiële programma vinden ook tal van informele ontmoetingen plaats. Remon Shody, die in Nederland christelijke filosofie aan de Vrije Universiteit heeft gestudeerd en de opvolger van Gert-Jan Segers is bij Eagles Ministries in Egypte en tijdens de conferentie één van de sprekers vertaalt, loop ik net mis, maar ik spreek wel beide zonen van de ook in Nederland bekende Egyptische drukker Samy Yacoub. Eén van hen vraagt of ik dr. Benno van den Toren ken—hij blijkt dit jaar bij hem in Oxford te studeren.
Dr. Youssef Barakat was hoogleraar aardoliewetenschappen aan de universiteit van Ain Shams in Caïro, maar interesseert zich sinds zijn emiritaat in het Arabische christelijke erfgoed. Hij is één van de koptisch-orthodoxe deelnemers aan de conferentie op ons protestantse seminarie en hoopt nog vaak van de bibliotheek van het Center for Middle Eastern Christianity gebruik te kunnen maken.
Ook ontmoet ik ds. Musa Kody Kalu, die in 2009 aan ons seminarie zijn masterdiploma heeft behaald en nu (plaatsvervangend) rector aan het presbyteriaanse Nile Theological College in Khartoum (Sudan) is. Hij vertelt dat vanwege een nieuwe wet het seminarie als instelling voor hoger onderwijs ervoor moet zorgen dat eind 2015 alle voltijddocenten begonnen zijn met promotiestudie om de graad van doctor te behalen en we brainstormen wat over mogelijkheden voor faculty development, de ontwikkeling van het docentencorps.
Ook andere oud-masterstudenten zijn aanwezig. Zo spreekt ds. Redda Ibrahim, predikant van een grote kerk in Asyut (400 km ten zuiden van Caïro) en twee jaar geleden afgestudeerd op een scriptie over geweld in het Oude Testament, als preses van de presbyteriaanse synode één van de gebeden uit tijdens de openingsplechtigheid, waarbij hij het verlangen uitspreekt dat het Center for Middle Eastern Christianity niet alleen Egypte maar de gehele wereld tot zegen mag zijn. De tijd staat niet toe dat we elkaar uitgebreid spreken, maar hopelijk is er volgende week een kans wanneer ik hem met een gast uit Nederland in Asyut hoop te ontmoeten.
Ds. Sameh Ibrahim, die vorig jaar zijn masterscriptie bij mij afrondde en afgelopen najaar Inleiding Nieuwe Testament in Minya (250 km ten zuiden van Caïro) doceerde, de stad waar hij ook predikant is, legt aan één van de Amerikaanse aanwezigen nog eens uit waarom hij een scriptie over Abraham bij Philo van Alexandrië en in het Evangelie van Mattheüs heeft geschreven: tijdens zijn studie ontdekte hij dat veel westerse nieuwtestamentici tegenwoordig benadrukken dat Jezus een jood was, terwijl dat in de Egyptische context bepaald niet als een aanbeveling geldt. Rond de persoon van Abraham wordt echter duidelijk dat het heil niet alleen voor joden is. Bij Philo is Abraham ook juist de niet-jood die zich tot de ware God bekeert en Mattheüs 8:11 zegt bijvoorbeeld: “Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen.” Ds. Sameh deelt met mij ook zijn wens om in het buitenland verder te studeren en om de komende jaren enkele Arabische publicaties over het Nieuwe Testament het licht te doen zien om mede zo de kerk op te bouwen.
Een andere predikant deelt met mij zijn indrukwekkende visie waarmee de stadsgemeente die hij dient in beweging is gekomen om niet alleen de verschillende stadswijken maar ook christenen in alle dorpen in de provincie te bereiken en zelfs mensen voor kortere periodes naar Afrikaanse landen uit te zenden om bijvoorbeeld medische hulp te verlenen. We spreken over de vraag hoe je zo’n grote visie nu vertaalt in een praktische, projectmatige werkwijze, zodat de droom daadwerkelijk handen en voeten kan krijgen en ook de financiën rond kunnen komen.
Met de jonge Caïreense predikant ds. Medhat Nady spreek ik over secularisatie in Egypte. Het lijkt hem goed dat hier meer onderzoek naar wordt gedaan juist omdat de kerk zelf de feiten ook niet altijd onder ogen wil zien. Maar bij zo’n onderzoek is het dus wel goed rekening te houden met de gevoeligheid van deze problematiek. Bij secularisatie denkt hij overigens niet direct aan intellectueel atheïsme: hoewel bij sommige jongeren intellectuele twijfels bij de Bijbel etc. leven, zijn volgens de predikant andere redenen veel belangrijker waarom mensen weinig betrokken zijn bij de kerk: problemen in de kerk, gebrek aan onderwijs vanuit de kerk, gebrek aan steun van de kerk, etc. Deze mensen zouden het echter bepaald niet als compliment beschouwen als men zei dat ze geen godsdienst hebben, maar zich zeer beledigd voelen. Ds. Medhat biedt spontaan aan dat, mocht zo’n onderzoek naar secularisatie van de grond komen, hij een bijdrage kan leveren door concrete gevallen aan te dragen die hij in praktijk tegenkomt.
Terugblik
De jonge Herman Bavinck (1854–1921) ontdekte zo’n honderd dertig jaar geleden de rijkdom van de klassiek-gereformeerde theologie van de zestiende en zeventiende eeuw. Zijn broer Coenraad schrijft hier na zijn overlijden over: “’t Was toen de tijd, dat zijn oog bewonderend openging voor den rijkdom en de heerlijkheid der Gereformeerde Religie en Theologie, de tijd als het ware van een nieuwe ontdekking, en dat is steeds een gelukkige tijd.” Een vergelijkbare Entdeckersfreude proef ik rond de opening van het Center for Middle Eastern Christianity, maar dan wat betreft de Arabische christelijke theologie en erfenis.
Als Nederlanders en als westerlingen in het algemeen zien we de Arabische theologie van bijvoorbeeld twaalf honderd jaar geleden begrijpelijkerwijs niet als ons eigen erfgoed. Tegelijk is het bizar dat westerse christenen en zelfs westerse christelijke theologen een kerk- en theologiehistorisch geheugen hebben dat wat betreft het oosten niet verder reikt dan het midden van de vijfde eeuw (het concilie van Chalcedon in 451) of eventueel nog het midden van de achtste eeuw (het overlijden van Johannes van Damascus in 749), alsof er daarna in het oosten niets meer van betekenis is geschied. Terwijl in het westen de bezinning op de uitdaging van de islam nog steeds in de kinderschoenen staat, bereikte deze in het oosten vele eeuwen geleden al grote hoogten, toen Europa nog in de donkere middeleeuwen verkeerde.
Natuurlijk, die Arabische theologen hebben onuitspreekbare namen, hun taal is de onze niet en hun gedachten zijn aanvankelijk soms onbegrijpelijk, maar wie doorzet, vindt tussen de spitsvondigheden ware parels van christelijk denken. Laten organisaties die goedbedoeld allerhande westerse theologische boeken in het Arabisch vertalen een deel van hun budget reserveren om Arabische en andere Middenoosterse christelijke boeken in westerse talen over te zetten—wij weten in het westen niet alles beter en moeten, onze eigenwijsheid te spijt, ook van het oosten willen leren.
Tegelijk hoop en vertrouw ik dat het Center for Middle Eastern Christianity hier in Egypte geen plaats wordt van kritiekloze verheerlijking van het eigen verleden. Bavinck zegt in het voorbericht bij de eerste druk van het eerste deel van zijn Gereformeerde dogmatiek (1895): “Schrijver dezes [acht] het het recht van den dogmaticus, om in de geschiedenis der Gereformeerde theologie tusschen koren en kaf onderscheid te maken. Het oude te loven alleen omdat het oud is, is noch gereformeerd noch christelijk.” Ook dat is ten aanzien van het Arabische christelijke erfgoed ongetwijfeld een waar woord.