Deze blogpost is het vervolg van Zondagmiddag met Mursi.
Wanneer in de loop van de zondagmiddag de verkiezingsuitslag bekend is klinken op het Tahrirplein nog protesten tegen de overmachtige rol van het leger, maar wordt er vooral feest gevierd: vandaag is de victorie niet voor het oude halfslachtige regime maar voor de revolutie en de islam. [Voor wie deze feestbeelden in de Nederlandse media ziet en zich afvraagt hoe ze te duiden: vorig jaar schreef ik rond de revolutie: “De stem van Tahrir is de stem van het volk, maar niet van heel het volk,” en dat geldt nu nog des te meer.]
Wanneer het tijd is voor de avondkerk, is het verleidelijk om naar de grote kerk bij Midan it-Tahrir te gaan om het feest ook even van nabij te zien, maar ik herinner me het reisadvies voor Egypte van het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken om “samenscholingen absoluut te mijden.” Hoewel de aanwezigheid van buitenlanders voor veel Egyptenaren feestvreugde vergroot, hoeft er maar één persoon te zijn die—niet eens geheel ten onrechte—meent dat dit niet mijn feestje is om een probleem te creëren. Het advies van mijn collega om vandaag binnen te blijven kan ik ook moeilijk domweg negeren.
Zodoende besluit ik een taxi te nemen naar de kerk in onze wijk. De chauffeur zegt niet hardop dat hij voor Mursi heeft gestemd, maar heeft wel hoop dat er hervormingen zullen komen. Dat niet alles bij het oude zal blijven, is duidelijk, maar dat is tegelijk een reden tot zorg. In de kerk bidt een ouderling: “Egypte zal veranderen, maar U verandert nooit.” De dominee maakt van de preek geen politiek praatje, maar zegt aan het eind van de dienst wel: “Op Facebook heb ik de nieuwe president gefeliciteerd en dat wil ik hierbij ook doen.” Het slotgezang wordt op een scherm gebeamd en is voorzien van Bijbelse afbeeldingen: Paulus en Silas psalmen zingend in de gevangenis, het volk gaande door de Rode Zee, de vier in de vurige oven. De plaatjes zijn ongetwijfeld al enkele jaren geleden aan de tekst toegevoegd, maar misschien vertolken ze toch de gevoelens van veel Egyptische christenen: hopend op Gods grote daden, maar wel tegen een gitzwarte achtergrond. Na de dienst spreek ik kort met een gemeentelid over Mursi’s overwinning. “Dit is wel democratie,” zeg ik wat gelaten. De man, lid van het Shafiq-campagneteam, heeft er nog wel moeite mee de situatie te accepteren: “Als de moslimbroeders eenmaal aan de macht zijn, zullen ze die in geen jaren meer opgeven.”
Omdat de heenweg veilig was, besluit ik terug te lopen. Wanneer ik een menigte mannen voor een koffiehuis zie met de blikken gericht op een groot scherm, verwacht ik dat ze Tahrir zitten te kijken, maar het blijkt om een EK-wedstrijd te gaan.
De jongemannen van de noten-snoep-sap-zaak spreken mij nogmaals aan. Eén van hen is uitgesproken blij: zijn kandidaat heeft gewonnen en er is afscheid genomen van het oude regime. Wanneer ik vraag wat er nu concreet gaat veranderen, begint zijn maat: “Er komen winkels voor bango, hasjiesj en andere drugs.” Dit is duidelijk onzin. Hoewel softdrugs gemakkelijk verkrijgbaar zijn (verschillende wijkbewoners hebben mij inmiddels ongevraagd verteld dat zij gebruiker zijn), kent Egypte geen gedoogbeleid en van een moslimbroederman verwacht men eerder een hardere aanpak dan meer tolerantie op dit punt. Zou ik de plank helemaal misslaan als ik aanneem dat de maat wel eens wat heeft gebruikt, maar in zijn hart blij is als de verleiding straks wordt uitgebannen?
“Maar wat betekent de verkiezing van Mursi voor de verhouding tussen moslims en christenen,” vraag ik. “Er zal niets veranderen,” zegt de eerste jongeman. “Ik weet dat christenen op Shafiq stemden en zichzelf in de kerk bang maakten voor de moslimbroederschap, maar er is feitelijk gewoon geen reden voor angst. Godsdienst is een persoonlijke zaak en daarin respecteren we elkaar.” De anderen vallen hem bij: de vrees van christenen is echt ongegrond. Al met al is de overwinning van Mursi winst en reden tot blijdschap en verliespunten kan men niet ontdekken.
Eén van de jongens neemt mij echter even apart: “Ik ben niet blij. Ik heb op Shafiq gestemd en ben bang dat we met Mursi veel vrijheden kwijt zullen raken. Vrouwen zullen bijvoorbeeld voortaan verplicht gesluierd moeten gaan.”
Terug op het seminarie wil één van de workers met mij praten. Hij doet de laatste weken verwoede pogingen om de beginselen van het Engels onder de knie te krijgen, maar daar is het hem vandaag niet om te doen. Hij wil dat ik een werkvergunning voor Nederland voor hem regel. Zijn motivatie is weinig verrassend: in Nederland heerst meer vrijheid en is meer geld te verdienen. Mijn antwoord is evenmin verrassend: ik ga niet over werkvergunningen en als hij echt naar Nederland wil, kan hij veel beter contact opnemen met geëmigreerde Egyptenaren—die weten de weg—, maar laat hij eerst eens bedenken of hij het wel echt wil: “Juist in Nederland word je met je Arabische uiterlijk voor moslim aangezien en wordt er op je neer gekeken. Lonen liggen er hoger, maar woonruimte, voedsel en vervoer zijn ook vele malen duurder dan in Egypte.” Verder ga ik niet met mijn sombere verhaal, want in mijn hart weet ik dat hij gelijk heeft: ook als je alle minpunten meeweegt, zou hij het qua vrijheid en financiële ruimte in Nederland beter hebben dan in Egypte. Voor hoogopgeleide westerlingen is Egypte in veel opzichten een gemakkelijk land, maar voor laagopgeleide kopten (en ook moslims) is dat helaas minder waar.
Vanuit christelijk oogpunt kun je ook moeilijk volhouden dat Arabische christenen per se in het Midden-Oosten moeten blijven: mijn schatting is dat het percentage christenen in Caïro beduidend hoger ligt dan in Amsterdam en dat er juist in laatstgenoemde stad van allochtone christenen een zeker getuigenis uitgaat. Dit neemt niet weg dat ik Egyptische christenen ken die zich duidelijk geroepen voelen in Egypte te bljven en hun geloofgenoten aansporen hetzelfde te doen, ook als het onder Mursi moeilijker mocht worden.
Later op de avond bezoek ik de student die ’s midags stil van de televisie wegliep toen de verkiezingsuitslag bekend werd. Hij is nu wel tot gesprek in staat en schat dat de helft van de Mursi-stemmers echt achter de idealen van de moslimbroederschap staan en gelooft dat de islam de oplossing is terwijl de andere helft met een stem voor Mursi vooral tegen het oude regime heeft gekozen en niet meteen verlangt naar allerlei shariabepalingen. Overigens vraagt hij zich ook af of Mursi zijn termijn vol zal kunnen maken: hij is gekozen dankzij de steun van belangrijke moslimbroeders, maar staat zelf niet bekend als een sterke persoonlijkheid.
Ik vertel de student dat ik het ook erg lastig vind te zeggen welke kracht zal domineren: de islamiserende tendens waarbij de ruimte voor afwijkende liberale en christelijke standpunten en gedragingen minder zal zijn, of juist de emanciperende kracht. Is de overwinning van Mursi vooral een overwinning van de kleine moslimluyden die onder Mubarak nooit werden gehoord of gevangen werden gezet als ze zich te radicaal uitten? En gaan deze kleine luyden nu enerzijds iets van hun hoge ideaal—dat door anderen steevast als onverlicht en bekrompen en zelfs staatsgevaarlijk is betiteld—realiseren, maar tegelijk die droom inwisselen voor veel pragmatischer standpunten omdat je in de politieke werkelijkheid nu eenmaal niet ver komt met alleen één ideaal? Gaan principes wijken voor de praktijk—tot vreugde van buitenstaanders die de principes niet deelden?
Hoewel moslimbroeders geen gereformeerde christenen zijn en Mursi qua karakter geen Abraham de Geweldige is, dringt een vergelijking met de opkomst en teloorgang van de ARP zich voorzichtig op. De student zegt me dat een Egyptische collega een enigszins vergelijkbare analyse heeft gegeven dat de overwinning van Mursi op termijn emancipatie en ontradicalisering kan betekenen.
Tegelijk weet ik hoe voorzichtig men moet zijn met vergelijkingen: de afgelopen tijd is mij met beroep op de geschiedenis van revoluties is andere landen zowel verzekerd dat het een historische wetmatigheid is dat in dit geval Mursi moest winnen (Arabische revoluties leiden altijd tot islamisering) als dat Shafiq moest winnen (na belangrijke revoluties zie je altijd een tijdelijke terugval op oude krachten voordat de revolutie zich daadwerkelijk voortzet). Met een feitelijk stemverschil van minder dan vier procent kan men slechts lachen om dit soort eenzijdig geselecteerde vergelijkingen en vermeende wetmatigheden.
De president is gekozen, en dat is als zodanig een stap voorwaarts, maar verder ligt de toekomst van Egypte nog in veel opzichten open, met volop ruimte voor hoop en vrees.