Feest

Onderstaand stuk schreef ik voor mijn GZB-nieuwsbrief “In Egypte,” nummer 11, juni 2012. Download hier de volledige nieuwsbrief.

Caïro, 8 juni 2012. Deze week vieren we feest op ons seminarie: zeventien studenten hebben de vierjarige predikantsopleiding afgerond en daarnaast hebben veertien studenten de twee- of vierjarige avondopleiding voltooid. Bovendien hebben drie predikanten vorige week hun masterscriptie verdedigd en daarmee de Engelstalige masteropleiding tot een goed einde gebracht.

De studenten die dit jaar afstuderen in de predikantsopleiding zijn eind zomer 2008 bijna tegelijk met mij op het seminarie aangekomen en vrijwel dagelijks heb ik hen ontmoet tijdens de maaltijden en talloze gesprekken in de avonden. Bij menigeen ben ik op bezoek geweest in zijn geboortedorp of bij zijn verloving of in de gemeente waar hij ’s zomers stage liep.

Terwijl ik tot vorig jaar december alleen in de masteropleiding les gaf, heb ik dit voorjaar een collegeserie eschatologie (“de leer van de laatste dingen,” christelijke toekomstverwachting) gegeven voor derde- en vierdejaarsstudenten in de predikantsopleiding en de avondopleiding, waardoor ik een deel van de afstudeerders nog weer op een andere manier leerde kennen en hen mocht helpen bij de doordenking van een onderdeel van de theologie en de uitleg van Bijbelgedeelten zoals Openbaring 20 waarover onder Egyptische christenen veel verwarring heerst.

image

Ds. Sameh Ibrahim, één van de masterstudenten, heeft bij mij zes verschillende collegeseries gevolgd, drie keer heb ik hem in het dorp waar hij tot voor kort predikant was bezocht en onder mijn begeleiding heeft hij zijn scriptie geschreven. Deze draagt als titel “Velen zullen komen uit het oosten en het westen …” en gaat over Abraham in de geschriften van Philo van Alexandrië (een van de belangrijkste joodse “theologen” uit de tijd van het Nieuwe Testament) en in het Evangelie naar Mattheüs. In zijn voorwoord bedankt ds. Sameh mij als “vriend, docent en begeleider die mij vele zaken heeft geleerd en die voor mij, als Abraham voor Philo, de standaard was voor alle studenten.” Dat laatste is ongetwijfeld een Egyptische overdrijving, maar ook ik kijk zeker terug op een prettige samenwerking waarbij ds. Sameh tot een mooi resultaat is gekomen.

Al met al is er reden genoeg om deze week feest te vieren. Tegelijk is er menig reden te bedenken waarom men het maar niet zou doen.

Egypte en in het bijzonder de Egyptische christenheid leeft in onzekerheid. De situatie doet mij soms aan Openbaring denken. Wanneer het land de ene klap nog maar net heeft verwerkt, komt de volgende al. De schietpartij bij de kerk in Nag Hammadi twee-en-een-half jaar terug, de bom bij de kerk in Alexandrië anderhalf jaar geleden, de verplettering van christelijke demonstranten bij het Maspiro-gebouw afgelopen oktober—het zijn namen waar het bloed nog van afdruipt. Het voetbaldrama van Port Saïd begin dit jaar met meer dan zeventig doden—zinloos supportersgeweld met een duistere oorzaak—heeft de grond opnieuw doen schudden.

Bovendien is in maart de koptisch-orthodoxe paus Shenouda III overleden. Hoewel hij op een gezegende leeftijd een natuurlijke dood stierf en bij leven niet altijd even sympathiek was voor protestanten, was zijn overlijden ook voor hen een klap: hij was in zeker zin toch de vader van de ganse Egyptische christenheid, dankzij wie men ten tijde van Mubarak relatieve rust genoot. En hoewel protestantse christenen evenals moslims moeite hadden met de uiterst massale pogingen van koptisch-orthodoxe christenen om een laatste zegen van de overleden paus te ontvangen, zou het voor ons als seminariegemeenschap ondenkbaar geweest zijn kort na zijn heengaan een feest te houden. Inmiddels zijn we een paar maanden verder en is iets openlijk vieren niet meer taboe, maar de procedure om een nieuwe paus te vinden loopt nog: zal deze met wijsheid en tact de zaak van de kerk in de samenleving weten te bevorderen?

Gelukkig stond onze afstudeerplechtigheid niet gepland voor begin mei, want dan hadden we deze waarschijnlijk af moeten gelasten vanwege een grootschalige demonstratie bij het ministerie van defensie en op het Abbaseya-plein, ruim een kilometer bij ons vandaan. Op een gegeven ogenblik werd de sfeer angstaanjagend en schreef ik op mijn weblog: “Wanneer ik vanaf het balkon naar buiten kijk, zie ik een grote rookwolk. En ik hoor schoten, veel schoten. Mensen rennen schreeuwend en scanderend onze richting uit. De lucht begint vreemd te ruiken. Sirenes klinken. Op Twitter lees ik dat zelfs de journalisten op de vlucht zijn. De demonstraties zijn uit de hand gelopen en het leger veegt alles leeg.”

Hoewel de veiligheid op het seminarie feitelijk niet in het geding is geweest, was er wellicht paniek ontstaan onder de feestgasten—voor familieleden van onze studenten uit dorpen in Opper-Egypte is een ongestoord bezoek aan Caïro soms reeds een zeer enerverende ervaring.

De huidige politieke situatie in Egypte roept ook meer om een vastendag dan om een feest. De eerste ronde van de presidentsverkiezingen op 23 en 24 mei heeft het land in een patstelling ge­plaatst. Leken de verkiezingen eerst om een strijd tussen de gematigde liberaal Amr Moussa en de gematigde islamist Abdel-Moneim Abul-Fotouh te gaan, uiteindelijk kwamen toch drie andere namen bovenaan: oude-regime-represen­tant Ahmed Shafiq, moslimbroederschap-verte­genwoordiger Mohamed Mursi en pro-revolutie-man Hamdeen Sabahi. Terwijl laatstgenoemde twintig procent van de stemmen trok (in de grote steden Caïro en Alexandrië eindigde hij zelfs als eerste) en onder aanhangers van beide anderen als een redelijke tweede keus werd gezien, hebben zowel Shafiq als Mursi felle tegenstanders. Echter juist zij eindigden als nummer twee en één en zullen het daarom volgende week (16 en 17 juni) in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen tegen elkaar opnemen.

Voor een deel van de christenen was Shafiq meteen de eerste keus. Pro-revolutionaire christenen kozen echter voor Sabahi en moeten niets van Shafiq hebben en zullen in de tweede ronde hem alleen hun stem geven om een nog groter kwaad te voorkomen, namelijk dat Morsi een op de sharia gebaseerd bewind gaat voeren en christenen in het nauw worden gedreven. Een moslimkennis kan zich daarentegen wel voorstellen dat men aarzelingen heeft bij de moslimbroederschap, maar vindt het onbestaanbaar dat iemand zijn stem aan Mubarak-man Shafiq geeft: als die wint, hebben de martelaren van de revolutie hun bloed voor niets gegeven.

De moslims in onze buurt zijn qua mening verdeeld: een man op straat gaat voor Shafiq omdat Mursi roken en dansen zal verbieden en ieder zal verplichten ter moskee te gaan. Een jongen met een peuk denkt echter anders: als roken straks verboden wordt, dan zij dat zo, maar Mursi is een godvrezend mens en verdient aller stem.

Afgelopen zaterdag deed de rechter uitspraak in de zaak tegen oud-president Mubarak en zijn rechterhanden. In de ogen van veel Egyptenaren was het vonnis als geheel veel te licht en dus vulde het Tahrirplein zich de afgelopen dagen weer met demonstranten. Een merkwaardig neveneffect is dat de zwevende kiezer verbolgen over de uitspraak zich mogelijk van Shafiq afkeert en besluit op moslimbroeder Mursi te stemmen, hetgeen christenen weer met vrees vervult.

Zondagavond was de preek in de presbyteriaanse hoofdkerk bij het plein gericht op bemoediging: “Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken” (Psalm 37:5) werd gelezen en gezongen. Er werd extra tijd ingeruimd voor gebed en de gemeente werd gevraagd in groepjes van vier te bidden. Ook werd “Ik vrees geen kwaad, want Gij zijt met mij” (Psalm 23:4) gezongen. Natuurlijk leeft de vrees wel, maar in de kerk proberen christenen er overheen te zien. In Nederland zou men in deze omstandigheden wellicht gedragen “Geloofd zij God met diepst ontzag” hebben gezongen; hier werd het lied “Uw lof vult het heelal” uitbundig meegeklapt en werd de muziek welhaast opzwepend bij “Hem zij de heerlijkheid, halleluja.”

Dinsdag hielden we op het seminarie een speciale gebedsbijeenkomst voor docenten en ondersteunend personeel. Een van de medewerkers vertelde merkwaardigerwijs dat hij al jaren bidt om een moslimbroederschapsregering als prikkel om christenen wakker te schudden. Hoewel de kans groot is dat verkiezing van Mursi eerder tot een uittocht uit Egypte dan tot een opwekking in Egypte zal leiden, is zijn punt begrijpelijk. Het grootste probleem voor de kerk is niet de druk van buiten maar de laksheid van haar leden. Een grote meerderheid van de kopten ziet de kerk vrijwel nooit van binnen. Een student vertelde pas over een man die in een land woont waar geen kerken zijn en daarom van tijd tot tijd een vlucht boekt om elders een kerkdienst bij te wonen. “Is dat geen beschamend voorbeeld voor ons?” zei de student, “Onze kerken staan vaak op loopafstand en nog gaat menig christen er nooit naar toe.”

Tijdens de bijeenkomst baden we ook voor de afstudeerplechtigheid deze week. Los van alle politieke perikelen zijn er de afgelopen tijd op het seminarie zelf ook enkele zaken voorgevallen die het feest zijn vanzelfsprekendheid hebben ontnomen. Een student die deze week zou afstuderen en predikant hoopte te worden werd een maand geleden betrapt op een op zich relatief klein vergrijp, maar omdat er al meer zorgen rond zijn functioneren waren, werd het ingrijpende besluit genomen hem te schorsen.

De week erop was mijn laptop weg. Terwijl ik zoals elke maandag dit voorjaar in Alexandrië college inleiding systematische theologie gaf, moet iemand met een reservesleutel mijn appartement (dat zich in één van de gebouwen op het seminarieterrein bevindt!) binnen zijn gedrongen en de notebook hebben meegenomen. Gelukkig had ik een back-up op een externe harde schijf. Was de computer in de trein gestolen, dan had ik er één dag om getreurd en vervolgens een nieuwe gekocht om verder te gaan met het werk. Maar een diefstal op het seminarie is een klap in het gezicht van de gehele gemeenschap.

Er was dit cursusjaar ook al twee keer geld uit kamers van studenten gestolen en de diefstal nu was de druppel die veler gevoelsemmer deed overlopen. Praatjes van meeleven met mij als “slachtoffer” veranderden in gesprekken waar ik het luisterend oor was voor de zorgen, teleurstellingen en irritaties van anderen over de gang van bepaalde zaken binnen het seminarie of over onderlinge verhoudingen. Ik ben blij dat we op dat moment niet toneelspelend feest hoefden te vieren en dat inmiddels ieder weer wat evenwichtiger naar de werkelijkheid lijkt te kijken.

Onze keukenmedewerkers en schoonmakers waren ook aangeslagen door de diefstal. De kok beantwoordde de vraag “Hoe gaat het ermee?” een week lang met “Niet goed.” Girgis wenste met eenvoudige oprechtheid dat God de dief vijfvoudig zou straffen. Milad geloofde dat God met de diefstal een bedoeling had, hetgeen tot een theologisch doordenkertje leidde: kan God diefstal verbieden en er tegelijk een doel mee hebben? De dagwaker doorzocht alle schuilhoeken van het seminarie in de ijdele hoop nog een spoor van de laptop te ontdekken en zei: “Als ik de dief vind, zal ik hem persoonlijk van het seminarie verwijderen, zelfs al was het mijn broertje.”

Dat broertje, Magdi, bracht mij inderdaad in tweestrijd: hij had twee dagen ervoor nog bij mij schoongemaakt en heeft relatief gemakkelijk toegang tot de reservesleutels. Moest ik hem verdenken en voortaan argwanend in de gaten houden of juist bemoedigen omdat hij, hoogstwaarschijnlijk ten onrechte, al genoeg met scheve blikken werd aangekeken? Ik besloot hem uit te nodigen mij persoonlijk eens precies te vertellen wat er op de bewuste dag was gebeurd. Toen hij uitgepraat was en ik niets verdachts aan zijn verhaal kon ontdekken, stonden we op, maar hij zei: “Nog één ding, doctor. Je moet wel weten dat ik elke dag bid dat de dief ontdekt mag worden.”

Nu is deze brief vol en heb ik nog niet bedankt voor de kaarten, e-mails, facebookberichtjes en tweets rond mijn promotie, verjaardag, kerst en oud en nieuw en pasen en pinksteren. Bij dezen! Ook heb ik nog niet vermeld dat mijn tweejaarlijks verlof in de loop van deze zomer valt en heb ik nog niets verteld over het bezoek van dhr. Arie van der Poel van de GZB, over een studiedag over Openbaring, over een wetenschappelijk artikel dat ik voor ons nieuwe seminarietijdschrift heb geschreven, over een oudstudent die nu synodepreses is en een ander die een verklaring van Maleachi heeft geschreven en over al die andere lichtpuntjes die ondanks de zorgen het werk hier maken tot een feest.

Download hier de volledige nieuwsbrief.

Maak een website of blog op WordPress.com