Terwijl ik maandag in Alexandrië college gaf, is uit mijn appartement hier in het seminarie in Caïro mijn laptop verdwenen. Alles wijst erop dat de deur gewoon met een sleutel is geopend, terwijl ik mijn eigen sleutel bij me hand. Er is in het seminarie een tweede sleutel die kan worden gebruikt voor schoonmaak of onderhoud wanneer ik er niet ben, maar maandag hoefde niemand bij mij binnen te zijn. Hoewel maar weinig mensen zomaar bij die tweede sleutel kunnen komen, blijkt het uiteindelijk toch lastig om het aantal verdachten met zekerheid tot slechts een paar personen te beperken.
Was mijn laptop bijvoorbeeld in de trein gestolen, dan was de schade niet veel groter dan de geldwaarde van het apparaat – ik heb gelukkig een redelijk recente backup op een externe harde schijf. Maar nu het binnen het seminarie is gebeurd, is iedereen erg aangedaan. Daar komt bij dat in hetzelfde gebouw als waar ik woon dit cursusjaar ook al uit twee studentenkamers is gestolen en beide zaken niet opgelost zijn.
De rector en vice-rector hebben de diefstal van mijn laptop hoog opgenomen en een intern onderzoek ingezet. De studenten hebben gisterenavond spontaan een actie opgezet om alle gemeenschappelijke ruimtes uit te kammen, maar alles natuurlijk tevergeefs: van de laptop is geen spoor te vinden.
Ik kan niet anders zeggen dan dat het meeleven hartverwarmend is. Soms wordt het wel een beetje vermoeiend dat iedereen probeert mee te denken en daarom wil weten hoe laat ik de deur uit ben gegaan, of ik de deur op slot heb gedaan, of de schoonmaker vrije toegang heeft tot de sleutel, of er nog meer weg is, etc. Het ergste is echter het knagende gevoel dat tussen al die mensen die oprecht meeleven er waarschijnlijk toch één moet zijn die slechts veinst.