WWJD staat voor “What would Jesus do?” Sommige christelijke jongeren dragen een WWJD-armbandje om zichzelf bij elke keuze te herinneren aan de vraag: wat zou Jezus doen in dit geval? Een studente in Utrecht vertelde mij ooit hoe concreet zij dit toepaste: bij het stoplicht vroeg zij zich als fietster af: “Als er verder geen verkeer aankwam en we op tijd op college moesten zijn, zou Jezus dan door rood rijden ?” WWJD zo toegepast kan verschillende reacties oproepen, van “prachtig praktisch” tot “al te plat.”
Mijn eerste zaterdag in Egypte zomer 2008 dwaalde ik door de straten en stegen van Islamitisch Caïro en zag ik tussen de moskeeën en anderen moslimtekens opeens tot mijn verrassing naast een piepklein winkeltje op de muur onder een kruis WWJD geschreven. Hoewel WWJD-armbandjes en kruisjes niet direct mijn ding zijn, gaf het hier toch juist een gevoel van herkenning.
De vraag “What would Jesus do?” wordt zeker niet alleen betrokken op kleine kwesties als rode fietserslichten. De organisatoren van de “Christ at the Checkpoint” conferentie die momenteel gaande is in Bethlehem betrekken hem op de vraag hoe christenen zich moeten gedragen in het conflict tussen Israël en de Palestijnen: „Als Christus bij een controlepost stond, wat zou Hij dan zeggen en doen?” Die vraag zal overigens zeer verschillend worden beantwoord: Messiasbelijdende joden hebben bijvoorbeeld al laten weten dat ze insteek van de conferentie onbijbels vinden (zie rd.nl). [update: conferentieverslag]
De WWJD-vraag is echter niet onomstreden. De vraag wat Jezus zou doen in een specifiek geval is vaak alleen met veel persoonlijk inbeeldingsvermogen te beantwoorden en bovendien heeft Jezus zaken gedaan die wij niet hoeven te doen (zoals zijn leven geven als een losprijs voor velen) en dingen niet gedaan die wij wel mogen en moeten doen. De vraag is daarom misschien beter gesteld: “Wat vraagt Jezus ons te doen?” In de kern is dat heel duidelijk: God en de naaste liefhebben. Dat geeft duidelijk een hoofdrichting aan en laat tegelijk ruimte voor beslissingen die we zelf mogen maken en ook niet (via de WWJD-vraag) op Jezus moeten proberen af te schuiven om de eigen verantwoordelijkheid af te schuiven. Als mensen menen precies te weten wat Jezus in een conflictsituatie als bij de checkpoints zou doen, draagt dat waarschijnlijk eerder bij aan de verharding van standpunten dan aan een oplossing van het conflict.
Als ik het wel heb, doken de WWJD-armbandjes in Nederland zo’n twintig jaar geleden op. De vraag zelf is echter al een eeuw ouder en gaat terug op het boek In His Steps: What Would Jesus Do? van Charles Sheldon. In 1900 vatte de Gereformeerde theoloog Herman Bavinck (1854-1921) het in een artikel in De Bazuin (jaargang 48, no. 8) als volgt samen:
Het [boek] verhaalt van een braaf, oppassend arbeider, die tengevolge van de invoering der machines zijn werk verloren heeft en nu vergeefs naar eene gelegenheid zoekt, om langs eerlijken weg voor zich en de zijnen het brood te verdienen. Zoo zinkt hij hoe langer hoe dieper in de ellende; zijn vrouw verliest hij door den dood; zijn eenig kind moet hij aan anderen overlaten; zelf trekt hij van oord tot oord, om werk te zoeken en brood te verdienen.
Eindelijk komt hij in eene groote stad, waar hij wederom bij velen te vergeefs aanklopt en op een Zaterdag een predikant bezoekt, die juist bezig is, om zich voor te bereiden voor eene preek over de woorden van 1 Petr. 2:21; want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een exempel nalatende, opdat gij zijne voetstappen zoudt navolgen.
De predikant ontvangt den armen man wel vriendelijk, maar laat hem toch ten slotte zonder hulpe gaan.
Den volgenden dag treeft hij met zijne preek over de navolging van Christus voor zijne gemeente op en maakt door zijn woord diepen indruk.
Maar aan het einde der godsdienstoefening staat plotseling de werkman op, die in de vorige dagen velen der aanwezigen te vergeefs om redding had verzocht, vraagt het woord, verhaalt zijne lijdensgeschiedenis en verlangt dan bescheiden maar met aandrang te weten, wat de navolging van Christus toch is en waarin zij bestaat, als allen, wier hulp hij had ingeroepen, hem de deur hebben gewezen, terwijl zij zich toch uitgaven voor discipelen van Jezus.
Uitgeput valt de man daarna op den grond en sterft na drie dagen, tengevolge van honger en ellende. Maar dit voorval maakte zulk een indruk, dat velen van nu voortaan zich plechtig verbonden, om bij al hunne handelingen zich alleen te laten leiden door de vraag: wat zou, in mijn geval, Jezus doen?
Bavincks belangstelling voor het boek hangt ongetwijfeld samen met zijn eigen bezinning op de navolging van Christus. Vorige week heb ik een artikel over Bavinck afgerond voor ons seminarietijdschrift dat ik besluit met een paragraaf over het thema “navolging,” waaruit ook Bavincks aarzeling bij Sheldons boek. Hieronder de Engelse tekst van de betreffende alinea’s van mijn artikel (met weglating van de voetnoten en de belangrijkste citaten van Bavinck in het Nederlands).
Following Jesus Christ
Following Jesus Christ is an important theme in Bavinck’s life. In the diary that he writes during his studies in Leiden he repeatedly expresses the hope to be a “worthy follower of Jesus.” Twice he publishes about “the imitation of Christ” (following Christ), in a series of articles in 1885–1886 and in a brochure in 1918. In 1886 he criticizes the monastic ideal of imitation:
Jezus is gekomen niet om de wereld te veroordeelen, maar om haar te behouden Joh. 3 : 17; de monnik verlaat de wereld en begeeft zich in de woestijn om haar te veroordeelen. Bij Jezus was afzondering in eene woeste plaats des morgens vroeg Mark 1 : 35 sterking voor de dag- en levenstaak; de monnik stelt in de oefening, in de askese het wezen der deugd en verandert middel in doel.
Although Bavinck’s remark about the monk in the desert might suggest that he has Saint Anthony and the Coptic Orthodox Church in mind, it is much more likely that this “monk” refers to the many in his own Reformed denomination who, in his view, think “too exclusively.” He sees the tendency to leave the world symbolized in the seminary in Kampen: it is not a university but only a separate seminary, it is not in a real city but only in the small town of Kampen. His ideal is a Christian university and he sees this ideal partly realized in the Free University. His emphasis on the catholicity of the Christian faith—in the sense of its relatedness to all areas of life—is intended as a “medicine against the separatist and sectarian tendencies that sometimes show up in our church,” as he writes to Snouck Hurgronje, and he adds: “There is so much narrow-mindedness and so much pettiness among us, and, worst of all, this is counted as piety.”
In 1900 Bavinck reviews Charles Sheldon’s famous book In His Steps: What Would Jesus Do? and remarks that the question of its subtitle is not well posed:
Jezus nam geene betrekking waar in de maatschappij en bekleedde geen ambt in kerk of in staat. Hij was geen man en geen huisvader, geen landbouwer of koopman, geen geleerde of kunstenaar. (…) Hij was iets anders en iets oneindig meer: Hij was de Heiland van zondaren, de Zaligmaker der wereld.
Maar om die reden is de vraag ook onjuist gesteld: wat zou Jezus in mijn plaats gedaan hebben? (…)
(…) Want wie zich niet voorstellen kan, dat Jezus man of huisvader zou geweest zijn – en dat is ook inderdaad niet voor te stellen – zou dan allicht tot het besluit kunnen komen, om niet te huwen, of zijn huisgezin te verlaten, en alleen predikende en wonderen doende het land door te gaan.
De ware navolging van Christus is (…) is niet hierin gelegen, dat wij Jezus nadoen en nabootsen, (…) [maar] dat wij zelfstandig en vrij, als kinderen Gods, in onze toestanden en verhoudingen, ook al kost het ons de grootste verloochening van onszelven en het dragen van het zwaarste kruis, dienzelfden wil Gods volbrengen, welke Christus (…) op volmaakte wijze vervuld heeft. Want wie den wil van God doet, is Jezus’ broeder en zuster en moeder.
During the first decade of the twentieth century, Bavinck intensively deals with the problem that the Christian faith is contested at an intellectual, academic level, a struggle that results in The Philosophy of Revelation in 1908. In his brochure on the imitation of Christ ten years later, when the First World War is in its fourth year and he has been a member of the Upper House of the Dutch parliament for seven years, he locates the plausibility crisis of Christianity much more in everyday moral life:
In het middelpunt van die vraagstukken staat dat naar de navolging van Christus en het moderne leven. Is er voor die navolging nog plaats in het cultuurleven van den tegenwoordigen tijd? Kan men met haar nog rekenen in den staat, in nijverheid en handel, op de markt, op de beurs, in de bank, het kantoor en de fabriek, in wetenschap en kunst, in den oorlog en aan het front?
While Bavinck was critical of the spirit of the French Revolution, it is hard to say where he would exactly have stood in the case of the Egyptian revolution of 2011. However, it is clear that he would have recommended Christians neither to seclude themselves from the world in the monasteries of St. Paul and St. Antony, except perhaps for a short retreat, nor to withdraw themselves within the confines of an evangelical seminary or a protestant church, but to face the question, difficult as it may be, what it means to follow Jesus Christ at Midan Tahrir, in a system that is still vulnerable to corruption, or in a public sphere that is—even more than before—dominated by a different religion.
– – –
Voor de duidelijkheid: deze blogpost bepleit geen kruistocht tegen WWJD-armbandjes of schoonmaak van de muren van Caïro (althans niet om deze reden). Als mensen WWJD gebruiken als herkennings- en herinneringsteken dat ze het evangelie van Jezus Christus waardig willen wandelen en Hem willen navolgen, dan verdient dat veeleer steun dan bestrijding en kan men hooguit waarschuwingen voor mogelijke ontsporingen.
Echter, nadat ik bovenstaande paragraaf van het artikel schreef, hoorde ik over het bezoek van leidinggevende presbyteriaanse predikanten aan de Moslimbroederschap en de reacties daarop. Terwijl de één het bezoek een goede, moedige daad vindt, vergelijkt een ander het met de lafhartige opstelling van de Deutsche Christen tegenover Hitler. De reden waarom er zulke grote woorden worden gebruikt, heeft, naar ik me heb laten vertellen, mede te maken met kleinmenselijke geschillen binnen de presbyteriaanse kerk. Ik sta er teveel buiten om zelf partij te hoeven kiezen en wil mij, in de geest van deze blog, allerminst aan bespiegelingen wagen of Jezus mee zou zijn gegaan met dit bezoek. Wel kan ik mij voorstellen dat vraag naar de navolging van Christus in Egypte steeds spannender wordt.