“Recht voor ons is het Tahrirplein,” zegt de taxichauffeur, “maar vanaf hier zult u moeten lopen.” Het is oudejaarsavond en samen met een student van ons seminarie ben ik op weg naar Kasr el-Dubara, de grootste protestantse kerk in het centrum van Caïro. Via het plein zouden we met een paar minuten in de kerk zijn geweest, maar een muur van kolossale betonblokken verspert de straat voor ons. Anderhalve maand geleden is hier vreselijk gevochten en zijn er doden gevallen.
De zijstraat is afgezet met een hek, maar daar kunnen we te voet wel langs. De volgende straat richting kerk en Tahrirplein is echter afgesloten met grote rollen prikkeldraad, zodat we nog een grotere omweg moeten maken. Behalve geparkeerde pantserwagens en legervoertuigen is er in onze straat weinig verkeer. Hoewel de agenten en de soldaten die de boel bewaken ons vriendelijk groeten is de sfeer beklemmend en een beetje grimmig. Dit is niet het Egypte dat ik kende, noch het land waar de Egyptenaren van droomden.
Hoe anders was mijn oudejaarsavond een jaar geleden. Toen was ik in een dorp in Opper-Egypte. De sfeer was opperbest: de gemeente had haar kerk opnieuw gebouwd en uitgebreid en die avond werd er voor het eerst een bijeenkomst gehouden. De belangstelling was echter zo groot dat er zelfs mannen op straat moesten zitten. Na de liederen van de zondagsschool, het kinderkerstspel, het tienertoneelstuk, het gedicht, het gelegenheidskoor en de jongvolwassenensketch mocht ik een meditatie houden. Er waren zeer veel kinderen en die waren, netjes gezegd, na twee-en-een-half uur niet meer muisstil, maar dat mocht de pret niet drukken.
De tieners hadden meer succes met hun toneelstuk: het ging over jongens die elkaar aanzetten tot roken en drinken. Ademloos volgden we hen op het pad van kwaad tot erger. Eén van de jongens viel uiteindelijk van het toneel en was dood. Achteraf hoor ik dat sommige ouderen niet gelukkig waren met dit stuk: het is niet goed dat er iemand sterft tijdens de eerste bijeenkomst in het nieuwe kerkgebouw—dat brengt ongeluk.
Rond middernacht kwamen de jongelui naar de pastorie. Eigenlijk zouden we de straat opgaan, maar een oude man een paar huizen verderop was ziek, en uit respect voor hem wilden de jongelui de rust niet verstoren, en dus bleven we binnen. Overigens was het zeker niet de bedoeling het dorp op stelten te zetten, vuurwerk af te steken of carbid te schieten: men wilde slechts rond een vuurtje pinda’s eten en misschien samen bidden. Nederlandse jongelui die het met nieuwjaarsnacht te bont bakken, zou men eens moeten verplichten de nacht met Egyptische leeftijdsgenoten in een dorp in het Nijldal door te brengen.
Na de pinda’s ontdopt te hebben gingen we moppen tappen. Toen ik de beurt kreeg, vertelde ik een variant van een grap die ik in goed vertrouwen van één van onze studenten had gehoord: “Een Fransman, een Amerikaan en een Belg zijn bij elkaar. Zegt de Fransman: ‘Bij ons had een man een probleem aan zijn lever. Een dokter heeft zijn lever er toen uitgehaald en vervangen door de lever van een hond en nu leeft hij weer vrolijk voort. ‘Dat is niets,’ zegt de Amerikaan, ‘bij ons had een man een probleem aan zijn oog. Een dokter heeft zijn oog er toen uitgehaald en het vervangen door het oog van een kat en nu ziet hij weer als de beste.’ ‘Dat is niets,’ zegt de Belg, ‘bij ons had een man een hersenprobleem. Een dokter heeft toen zijn hersenen er uitgehaald en vervangen door de hersenen van een ezel.’ ‘En,’ vragen de Fransman en de Amerikaan, ‘leeft die man nu nog?’ ‘Welzeker,’ zegt de Belg, ‘we hebben hem zelfs minister-president gemaakt.’”
Eigenlijk ging de mop natuurlijk niet over een Belg en een minister-president, maar over een Opper-Egyptenaar en een echte president, maar het lag te gevoelig dat hardop tegen deze dorpsjongens te zeggen. Ongetwijfeld konden ze het als Opper-Egyptenaren wel opbrengen om te lachen om een Opper-Egyptenaren-mop (die net als een Belgenmop altijd over domheid gaat), maar spotten met de president, dat deed je niet. Je zou er zomaar om in de gevangenis kunnen belanden, en bovendien, hij zorgde er toch maar voor dat je een stil en rustig leven kon leiden?
Al met al zat de stemming er goed in bij de jongelui toen we een jaar geleden het nieuwe jaar inluidden, en dat alles zonder een druppel alcohol.
Niettemin was de volgende morgen de kater keihard. Ik zat bij de dominee aan de ontbijttafel, maar hij genoot niet na van de vorige avond. Hij had zojuist het nieuws gehoord: door een bomaanslag waren meer dan twintig christenen bij een kerk in Alexandrië gedood. Goed, Alexandrië was zeshonderd kilometer verderop en het was geen protestantse doch een koptisch-orthodoxe kerk, maar dit was een klap recht in het gezicht van alle Egyptische christenen.
wordt vervolgd