Vrijdag 5 augustus, half zeven ’s avonds. Een christelijke Egyptische verloving is oneerbiedig gesproken een kerkdienst-light. Aan het eind wordt de zegen uitgesproken, de mannen en vrouwen zitten netjes gescheiden, de dominee draagt vanwege de bijzondere gelegenheid zijn toga, en koor en gemeente zingen christelijke lofgezangen, maar de preek is gereduceerd tot enkele korte toespraakjes. Wanneer de plechtigheid al is begonnen, wordt mij in stilte gevraagd of ik ook een woord wil zeggen, maar mij schiet zo snel geen toepasselijke wijze raad voor verloofden te binnen en daarom bedank ik vriendelijk. De overweldigende belangstelling van de dorpsjeugd bevestigt mij in mijn keuze: het is geen moment muisstil en een extra ingelaste toespraak zou de bijeenkomst alleen maar rekken en de onrust vergroten.
Het hoogtepunt van de bijeenkomst wordt gevormd door de ja-woorden, het ondertekenen van het verlovingscontract, de ringen en het tooien van de bruid met gouden sieraden. Het contract beschrijft onder andere de waarde van het goud en de regel dat als hij het uitmaakt het goud van haar blijft, terwijl als zij zelf de verloving verbreekt de bruidschat teruggaat naar hem.
Direct na de plechtigheid is er gelegenheid voor de eregasten (de predikanten, de bevriende theologiestudenten en de seminariedocent) gelegenheid om met het paar op de foto te gaan of zelf foto’s te schieten.
Eerlijk gezegd had ik de bijeenkomst inhoudelijker mee willen beleven, maar het weer speelde me parten. In een nieuwe of gerenoveerde kerk in Cairo word je menigmaal welhaast verjaagd door de koude lucht van de airco, maar in Opper-Egypte is dat nog een zeldzame luxe en is de lucht ’s zomers even warm als de lichaamstemperatuur. Onderstaande foto doet voorzichtig vermoeden dat de bruidegom zich ook graag van colbertje en das had ontdaan.